Succesvolle onderwijsvernieuwing begint bij docenten

Benieuwd hoe het met jouw innoverend vermogen staat? Welke talenten en kennis hebben jij en je collega’s in huis om een innovatieproject tot een succes te maken? Meld je dan aan voor de gratis interactieve verdiepingsessie van NRO op 19 januari 2026 bij de Social Impact Factory in Utrecht. MBO●today sprak met Ceciel Korsmit, een van de experts bij deze sessie.

Ceciel Korsmit werkt bij Landstede in Zwolle. Daar heeft ze een tweeledige functie. Ze is projectleider Professionalisering voor een Leven Lang Ontwikkelen en ze werkt twee dagen in de week voor het Practoraat Docentprofessionalisering. In die laatste functie doet ze praktijkgericht (actie)onderzoek naar innovatieprocessen in het mbo en het innoverend vermogen van mbo-docenten. ‘Mbo-docenten hebben het niet snel over innovatie. Als ik ernaar vroeg, dan bleek dat ze wel degelijk innoveren. Ze hebben het alleen liever over onderwijsvernieuwing. Binnen het mbo is het taalgebruik meer hands-on, dat is een groot verschil met hbo en wo.’

Ad-hoc

Innovatie wordt vaak dus niet als zodanig gelabeld, maar vindt volop plaats in het mbo. Al gaat het niet altijd van een leien dakje. ‘Innovatie kent verschillende fases, al zijn die in de praktijk niet strikt gescheiden: verkennen, kennis genereren, ideeën promoten, ideeën realiseren en duurzaam borgen. Docenten die ik bevroeg, lopen in meerdere fases tegen obstakels aan. Bij het borgen van innovaties bijvoorbeeld. Waardoor het niet lukt om nieuwe ideeën duurzaam toe te passen. Ook in een eerdere fase bij het promoten van ideeën stokt het soms. Ideeën moet je overbrengen op jouw onderwijsteam, maar ook met andere betrokkenen, zoals stakeholders uit de beroepspraktijk. Co-creatie speelt een steeds belangrijkere rol in het mbo, zeker in het licht van de LLO-opgave. Ook belangrijk: check die ideeën. Passen ze bij onze gezamenlijke ideeën over onderwijs? Soms sterven plannen in schoonheid doordat ze bij andere teamleden niet landen of niet aansluiten bij de praktijkurgentie. Veel onderwijsvernieuwingen in het mbo hebben (mede hierdoor) een ad-hoc-karakter. Daarom staan we bij deze verdiepingsessie ook stil bij het belang van ideeëndeling en -borging, netwerken en co-creëren.’

Duurzame onderwijsvernieuwingen

Wat werkt wel volgens het onderzoek van Korsmit? ‘Docenten geven aan dat procesbegeleiding heel belangrijk is: weten wanneer je wat moet doen. Niet vergeten je idee op tijd te delen als je wil dat het landt en een structurele plek in het onderwijs krijgt. Een onderwijsadviseur, die uitlegt welke stappen wanneer nodig zijn en waarom, kan hierbij helpen. Werken met een redeneerlijn die bestaat uit logische stappen en een heldere structuur zorgt voor het maken van de juiste keuzes op het juiste moment. Die lijn voorkomt ad-hoc beslissingen.’ Ze geeft een voorbeeld. ‘Stel je wilt het curriculum van een opleiding beter laten aansluiten bij de doelen uit kwalificatiedossiers. Hoe pak je dat aan: denk je vanuit wat er al is of begin je helemaal opnieuw? En welke stappen moet je dan nemen en in welke volgorde?’

Rol beroepspraktijk

De beroepspraktijk is essentieel binnen het beroepsonderwijs zeker binnen het mbo. Korsmit: ‘In een ideaal innovatieproces betrek je die beroepspraktijk voortdurend. Vernieuwing is dan echt het product van co-creatie maar dat is natuurlijk ingewikkeld en vraagt veel tijd. Mocht die tijd er niet zijn, dan is het in elk geval zaak om de beroepspraktijk aan de voorkant te betrekken, in de verkenningsfase. Dat kan door het verzamelen van input tijdens contactmomenten met het bedrijfsleven. Het kan niet zo zijn dat een BPV-begeleider naar een stageadres gaat en alleen in een hokje praat met een student die stageloopt en dat was het dan. Vernieuwing in verbinding met de praktijk is cruciaal. Zo zorg je dat innovaties voortkomen uit, en aansluiten op, de beroepspraktijk.’

Ingrediënten succesvolle onderwijsinnovatie

Zorg voor input uit en verbinding met de praktijk, deel nieuwe ideeën op tijd en zorg voor duurzame borging. In een notendop zijn dit de ingrediënten van succesvolle onderwijsinnovaties, die terugkomen in de interactieve sessie op 26 januari. Welke vermogens vragen geslaagde innovaties eigenlijk van docenten? ‘Innoverend vermogen vraagt om oude patronen loslaten en experimenteren. Een blauwdruk is er niet maar wat over het algemeen goed werkt zijn onderzoekswerkplaatsen en leergemeenschappen. Innoveren is samenwerken, veel kun je niet alleen.’

Hoe zit het met de doelgroep: studenten? ‘Het is belangrijk om aan te sluiten bij de leerbehoefte van studenten. Zij willen niet vijf dagen per week in de schoolbankjes luisteren naar een docent. De student van nu is nog meer dan die van vroeger “actiegericht”, die wil zelf doen en zelf ervaren. Kort gezegd: een mbo-student wil kennis uit de praktijk en kennis die aansluit op die praktijk. Het is daarom zeker een goed idee om studenten te betrekken bij onderwijsvernieuwing. Dat gebeurt nog weinig, al verschilt het wel per school.’

Tijdens de verdiepingsessie van 19 januari 2026 in Utrecht delen Ceciel Korsmit en Harry Rorije (onderzoeker lectoraat Organiseren van Verandering van Onderwijs van de HU en medeauteur van de themapagina themapagina op Onderwijskennis.nl) hun inzichten en ervaringen en laten ze zien hoe deelnemers die kennis kunnen inzetten voor succesvolle onderwijsvernieuwing. Er is ruimte om het gesprek aan te gaan met collega’s van andere onderwijsinstellingen. Meer informatie krijg je via deze webpagina. Onderaan die pagina vind je ook het inschrijfformulier.