COLUMN | Ik sta in de hal van de school als ik word opgehaald door onze trajectbegeleider Lia. Ik was wat kerstversiering aan het ophangen bij de mobiele studio, want onze studenten gaan de laatste dagen voor de kerstvakantie radio maken. Hun eigen Serious Request-live-show, midden in de immense hal waar iedereen binnenkomt. Ieder jaar weer is dit een geweldig evenement.
Lia en ik lopen naar boven, waar we een afspraak hebben met een studente. Gewoon om te bespreken hoe het gaat. De studente, ‘Susan’, is al wat ouder en is later in onze opleiding ingestroomd. Ze haalt haar resultaten (meestal op tijd), is vaak op school (niet altijd) en heeft vrienden gemaakt (soms té gezellig). Het gaat dus goed met Susan. Tenminste… als we het over school hebben. Want als we met haar praten legt ze uit waarom ze niet altijd op tijd haar resultaten behaalt. ‘Ik vind de opdrachten niet zo moeilijk hoor, maar als ik thuis ben doe ik niet zo veel meer. Op de een of andere manier kan ik de motivatie dan maar niet vinden.’
Susan woont al een tijdje op zichzelf. Eerder woonde ze begeleid, maar daar mocht ze niet blijven na haar 18e. ‘Dat geeft ook niet, want ik voelde me er toch al niet meer thuis. Iedereen was zoveel jonger en had zijn eigen sores. Op mezelf was ook prima.’
Prima, maar wel echt alleen. Dat blijkt ook als ze uitlegt waarom ze soms wat te luidruchtig is op school. ‘Ik vind het echt heel gezellig op school. Echt. Mijn klasgenoten zijn wat jong, maar ik heb het echt naar mijn zin. Tenminste niet zo stil als thuis. Daarom ga ik soms zo tekeer, omdat er thuis niemand is. Dan is het hier zo leuk en straks ga ik naar huis en is er niemand. Ik moet het hier dan kwijt of zo.’
Ik begrijp haar en knik, maar vraag haar wel om het gezellige te beperken tot de pauzes. En toch ook te proberen er altijd te zijn. Als het zo gezellig is, zou ze juist moeten komen toch? ‘Dat wil ik ook wel. Ik zou hier wel willen wonen. Maar weet je, soms is mijn leven zo’n struggle dat ik te moe ben. Ik moet van 30 euro per week rondkomen, heb geen ouders waar ik naartoe kan, woon alleen en voel me alleen. En nu maken we radio over de gezelligheid van Kerst. Mijn nieuwe vrienden op school vertellen me hun leuke plannen voor de vakantie en ik zie een gapend gat voor me. Als ik daarover nadenk, kom ik soms gewoon mijn bed niet meer uit. Ik gun het mijn klasgenoten, maar ik heb dat niet. Ik zit straks twee kerstdagen alleen.’
Mijn hart bevriest. Wat een verdriet. Verdriet dat ik nooit voor haar kan oplossen, want het gaat veel dieper dan alleen die twee kerstdagen. Het gaat over alleen gelaten worden, geen thuis hebben en intense eenzaamheid. En dat terwijl haar leven eigenlijk nog moet beginnen. Ik zie in Lia’s ogen hetzelfde verdrietige besef. Ze bespreekt wat mogelijkheden met Susan en vraagt of ze bij vrienden terecht kan in de vakantie. Dat kan ze en Susan lacht alweer. Ik vraag haar of ze erover gaat vertellen op de radio, de waarheid moet daar gezegd kunnen worden toch? ‘Ja, ik maak een reportage over eenzaamheid bij ouderen.’
Vind ik toch anders, maar goed dat ze het doet.
Als we na het gesprek naar beneden lopen, wordt Susan direct geabsorbeerd door haar klasgenoten. Lachend lopen ze richting de supermarkt, waar haar klasgenoten een frikandellenbroodje gaan scoren. Susan slaat even over.
Haar resultaten zijn in orde en ze is er meestal. Het gaat goed met Susan.