De plannen uit het Actieplan mbo ‘Focus op vakmanschap’ worden steeds concreter. Ondertussen heeft de Tweede Kamer via het wetsvoorstel ‘Doelmatige leerwegen en modernisering bekostiging’ ingestemd met een aantal belangrijke maatregelen uit het Actieplan. De veranderingen doen zich voornamelijk voor vanaf het schooljaar 2014/2015. Een overzicht.
Intensiever onderwijs: verkorting
Een van de centrale doelstellingen van Focus op vakmanschap is het aanbieden van intensieve, uitdagende en aantrekkelijke opleidingen. Daartoe worden onder andere de meeste vierjarige mbo-opleidingen verkort tot drie jaar. De stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB) een lijst vastgesteld met opleidingen die vier jaar mogen blijven duren.
MBO 1 0,5-1 jaar 1 jaar
MBO 2 2-3 jaar 1-2 jaar
MBO 3 2-4 jaar 2-3 jaar
MBO 4 3-4 jaar 3 jaar
Intensiever onderwijs: intensivering
De mbo-opleidingen worden niet alleen korter, het is ook de bedoeling het onderwijs te intensiveren. Met name het eerste jaar van de opleiding moet meer onderwijsuren gaan omvatten. Intensiever onderwijs, met meer lesuren en meer contact tussen student en docent, kan onder andere bijdragen aan het verder terugdringen van de voortijdige schooluitval. Het wetsvoorstel ‘Doelmatige leerwegen en modernisering bekostiging’ bevat gedetailleerde minimumvoorschriften over de studielast en de begeleide onderwijstijd van opleidingen. Uitgangspunt is een studielast van 1.600 uren per jaar: veertig weken van veertig uren. De school moet per opleiding zorgen voor een evenwichtig programma, met een goede mix tussen onderwijs op school en stage.
Vlak voor de behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer heeft de minister haar plannen nog ingrijpend gewijzigd. Kern van deze wijziging is dat scholen een zorgplicht hebben voor een intensief onderwijsprogramma. Scholen die zich houden aan de wettelijke urennorm voldoen in ieder geval aan deze zorgplicht. Nieuw is dat er ook ruimte is voor ‘een andere invulling’. Scholen hebben, onder voorwaarden, de ruimte om een onderwijsprogramma aan te bieden dat niet volledig aan de urennormen voldoet. Men kan dan denken aan innovatieve vormen van onderwijs als e-learning of aan juist intensiever onderwijs op maat in kleinere groepen, zodat per saldo met minder onderwijsuren volstaan kan worden.
Ook kunnen scholen op grond van deze wijziging meer lessen laten verzorgen door vakkrachten uit het bedrijfsleven. Aan zo’n minder intensief onderwijsprogramma is wel een aantal eisen verbonden. Zo moet de school een opleidingsprogramma dat niet voldoet aan de urennorm voorleggen aan de deelnemersraad, het medezeggenschapsorgaan van studenten. De deelnemersraad heeft een instemmingsrecht voor dit onderwerp, met andere woorden: zonder instemming van de deelnemersraad moet de school een onderwijsprogramma aanbieden dat voldoen aan de wettelijke urennorm. Daarnaast moet de school die afwijkt van de urennorm dit weloverwogen doen. Er moet sprake zijn van een duidelijk omschreven onderwijsvisie, waarbij de kwaliteit is gewaarborgd. Ten slotte moet via tevredenheidsonderzoeken de kwaliteit van het onderwijs aangetoond kunnen worden.
Al met al hebben scholen met de laatste wijziging van de wet meer ruimte en vrijheid gekregen. Maar aan deze ruimte zijn zoveel randvoorwaarden en eisen verbonden dat het de vraag is of veel scholen gebruik zullen maken van de geboden vrijheid.
(de MBO-krant, mei 2013)