Geen lesuren. Geen rooster voor de docenten. Meerdere examenmomenten. Het zijn enkele in het oog springende aspecten van het modulair onderwijs op het Summa College. Giel Kessels weet er enthousiast over te vertellen tijdens het door de BVMBO en de MBO Brigade georganiseerde Onderwijscafé bij het Deltion College. Verslag van een middag vol ‘mag dat?’ en ‘maar hoe dan?’
Regels weghalen als die innovatief onderwijs in de weg staan. Zie daar een van de taken van de MBO Brigade. Logisch dus dat de Brigade, samen met de Beroepsvereniging Opleiders MBO (BVMBO), een Onderwijscafé organiseert over modulair onderwijs. Dat is, kort door de bocht, het opknippen van opleidingen in kortdurende modules en trainingen die ook mensen van buiten de school kunnen volgen. Modularisering schuurt regelmatig tegen de kaders van het ‘reguliere’ onderwijs aan en gaat er soms zelfs overheen. Waar zitten de knelpunten? Welke regels werken remmend? Om dat te achterhalen vertelt Giel Kessels, docent en onderwijsontwikkelaar bij het Summa College over het onderwijs op zijn school. Ruim 35 mede-onderwijsontwikkelaars en docenten horen hem toe. En vallen van de ene verbazing in de andere.
Eerst onderwijs, dan regels
Kessels, enthousiast pratend in smakelijk Brabants, begint voorzichtig. Zijn school is onlangs gestart met de invoering van modularisering. Het is nog wel wennen, uitproberen en ontdekken. ‘Er is geen handboek voor modulair onderwijs. Maar ik kan je wel wat ideeën meegeven. Er is in ieder geval lef voor nodig. De durf om buiten de paden te treden. Want we maken geen onderwijs dat de regels volgt. Wij maken eerst ons onderwijs; de regels mogen daarna bedacht worden!’
Vervolgens start Giel een YouTube-film, waarin het onderwijs terecht staat, omdat het niet inspeelt op de individuele behoeften en talenten van de student. Waar bijvoorbeeld de auto en de telefoon in 150 jaar tijd enorm zijn geëvolueerd, is de afbeelding van een klas uit de 19de eeuw nog precies gelijk aan een afbeelding van een klas uit de 21ste eeuw: kennis wordt klassikaal als eenheidsworst geserveerd. ‘Je moet niet iedere student leren door hetzelfde hoepeltje te springen’, stelt Kessels. ‘De wereld om ons heen verandert. Daar moet het onderwijs op inspelen. Als we studenten willen motiveren en prikkelen, moeten we hen keuzes bieden. Want iedere student is anders.’
Legoblokken
De aanleiding voor modularisering is duidelijk. Maar hoe is de uitwerking? Kessels legt dit uit aan de hand van lego. Dat zijn bouwstenen. Elke steentje is een stukje van iets, met een eigen kleur en grootte. Summa-studenten kunnen met deze ‘legoblokjes’ hun opleiding personaliseren. De verhouding regulier onderwijs en modulair onderwijs is bij het Summa nu nog ongeveer 50/50. De duur van een module is minimaal 125 uur (= 5 studiepunten). Elk opleidingsjaar dien je minimaal 60 studiepunten te halen. ‘Het liefst zouden we van die tijdseenheden af willen’, vertelt Kessels. ‘In plaats van tijd zou ik het liever over kwaliteit willen hebben. Maar onderwijs is helaas nog steeds gebaseerd op tijd. Heel raar. Omdat we vooral geen kleine lesjes willen die je koppelt tot een dagdeel, hebben we gekozen voor grote eenheden. We zijn steeds flexibeler als het gaat om de lesdag van de bbl-student. Want stel dat er donderdag een gaaf project op school is, maar je vaste dag is dinsdag. Dan mis je toch iets moois? En als een student op zaterdagochtend aan een project werkt: prima. We zoeken de grenzen op van tijdsgebonden leren, maar ook van plaatsgebonden leren. Want ook dat is raar. Is leren buiten de school dan geen leren?’
Avo-vakken
Geen lesuren dus. Kessels heeft nog een schokkende mededeling: ‘We denken niet meer in vakken. Bij ons heb je tijdens je opleiding geen lesje Nederlands of rekenen meer. Onze studenten kunnen zonder tussenkomst van een docent examens voor de avo-vakken inplannen. We raden hen aan om dit al in het eerste jaar te doen. De kennis is nog vers, want op het vmbo zijn ze volop met deze vakken bezig geweest. Is een student bang te zakken? Dan kan deze een zelfstudiepakket – dat is ook een module – afnemen en zo, bijspijkerend, het examen halen. Dan is dat afgerond. Wat niet betekent dat er daarna geen aandacht is voor Nederlands, rekenen et cetera. Het is geïntegreerd. Bij bijvoorbeeld klantgesprekken schakelen we de avo-docent Nederlands in. Er is nu meer aandacht voor taal dan voorheen. Dit werkt zoveel beter dan voor een halflege klas een les geven die niet direct nuttig is voor het beroep.’
Om zijn verhaal te verhelderen geeft Kessels enkele voorbeelden van modules. Bij Autotechniek – de opleiding die Kessels na aan het hart ligt – kunnen studenten onder meer kiezen uit een project waarbij je een radiografisch bestuurbare auto ombouwt tot een waterstofauto en een project waarbij je een auto van de sloop aanschaft en ervoor zorgt dat deze binnen 10 weken door de APK komt. ‘Of zoiets aansluit op het kwalificatiedossier? Dat zien we aan het einde wel. Of deze studenten hun examen halen? Daar maak ik me geen zorgen over!’
Leeromgeving
De twee modules hierboven zijn specifiek voor de Autotechniek-studenten. Ze vergen ook wel wat voorkennis – iets wat duidelijk staat in de omschrijving van de module. Maar een andere module, ‘Pech onderweg’ is juist populair bij andere studierichtingen, zelfs bij studenten van de kappersopleiding. En de module ‘Spreken als een baas’, onderdeel van de opleiding Onderwijsassistent, wordt veelvuldig gevolgd door Managementstudenten. ‘We zien bij onze modules regelmatig een heterogene groep, met studenten van verschillende richtingen, maar ook mensen uit het bedrijfsleven die in het kader van Leven Lang Ontwikkelen een module volgen. De groepssamenstelling is telkens anders. We vormen een leeromgeving.’
Geen lesrooster
Kessels vertelt nog meer over de ins & outs van modulair onderwijs op het Summa College. Daarbij krijgt hij veel vragen van de toehoorders. Ja, er is ook in het modulair onderwijs nog plaats voor ‘ouderwets’ onderwijs: binnen de modules heb je immers ook kerntaken die de studenten klassikaal kunnen leren. Verder krijgen de studenten ruimschoots de tijd om te wennen aan deze onderwijsvernieuwing: zij doorlopen van (intro)kamp tot kerst een ‘landingsfase’. En nee, docenten werken niet meer volgens een lesrooster, maar volgens een planning. Studenten komen iedere ochtend naar dezelfde ruimte (alle leerjaren door elkaar); vervolgens nemen de docenten de studenten mee naar de juiste ruimte. En coachen is vooral didactisch coachen, waarbij de leervragen van de student centraal staan. En maak je geen zorgen: elke module heeft leeruitkomsten die vooraf aan de studenten worden gecommuniceerd. De prestatie-indicatoren uit de kwalificatiedossiers zitten ook in de modules. Deze worden waargenomen door beoordelaars, onder meer in een BPV-beoordeling en een oefen proeve van bekwaamheid. En er zijn meerdere examenmomenten.
‘Wat we doen is spannend’, beaamt Kessels. ‘Hoe verder we gaan in onze ambitie, hoe meer de crebo’s en kd’s ons dwarszitten. Maar het werkt. Het aantal uitvallers is nog nooit zo laag geweest. Onze studenten vinden ook steeds makkelijker plekken in het bedrijfsleven waar zij hun leervraag kwijtkunnen.’ Dan volgt de vraag uit de zaal die eigenlijk al vanaf het begin van dit Onderwijscafé in de lucht hing: wat vindt de inspectie hiervan? ‘Nou, die heeft ons eigenlijk op het spoor van dit onderwijs gebracht’, antwoordt Kessels. ‘We kregen de vraag of het wel nodig is om zo veel examens af te nemen. Wilden we misschien helemaal af van die examens? Dat heeft ons management aan het denken gezet. Zij hebben ons het vertrouwen gegeven om af te wijken van wat de norm is. Tja, die ruimte hebben we benut.’