De onderwijskwaliteit van de kleinere mbo-scholen is op orde. Ook de financiële positie van deze scholen is goed. Wel vormt krimp een bedreiging voor kleine scholen.
Dat blijkt uit het rapport ‘Financiële positie en ontwikkeling van de kleinere regionale opleidingscentra en de vakinstellingen’ van de Onderwijsinspectie. Het rapport richt zich op de mbo-scholen die jaarlijks minder dan € 90 miljoen euro aan bekostiging krijgen. Het gaat zowel om vakinstellingen als kleine ROC’s, maar niet om de agrarische scholen. De grootste scholen die zijn meegenomen in het onderzoek zijn het Hoornbeeck College (ruim 10.000 studenten) en het Graafschap College (ruim 8.000 studenten).
Krimp
Uit het rapport blijkt dat de onderwijskwaliteit van deze kleinere scholen niet onderdoet voor die van de grotere instellingen. Ook de financiële positie van de scholen is (nog) op orde. Wel vormt de krimp een risico voor de kleinere instellingen. Scholen kunnen door teruglopende studentenaantallen te klein worden om een breed aanbod van opleidingen te verzorgen. Volgens het rapport is er in het bijzonder een risico bij de verantwoordingslast van de scholen. Volgens de scholen vraagt bijvoorbeeld de verantwoording bij kwaliteitsafspraken veel overhead. Het risico bestaat dat scholen niet kunnen voldoen aan deze verantwoordingslast, waardoor zij ook gelden mislopen.
Samenwerking
De reden voor het onderzoek naar kleinere scholen is de dreiging van krimp. Kleinere scholen zouden hierdoor onder een kritische ondergrens kunnen zakken. Scholen zijn zich van dit gevaar bewust en zetten in op meer samenwerking. Vooral vakinstellingen vinden het daarbij belangrijk om hun eigen karakter vast te houden. Volgens minister Van Engelshoven is afgesproken dat scholen meer gaan inzetten op regionale samenwerking en een aanscherping van het onderwijsaanbod. Via regelgeving wil de minister deze samenwerking tussen scholen verder bevorderen.