Volgens het nieuwe regeerakkoord krijgen scholen meer ruimte om tot innovatief onderwijs te komen. Wat gaan docenten daar in de praktijk van merken? Inge Vossenaar, directeur mbo bij het ministerie van Onderwijs, geeft tekst en uitleg.
Het nieuwe kabinet wil mbo-scholen meer ruimte geven om in de eigen regio tot innovatief beroepsonderwijs te komen. In het bestuursakkoord dat het ministerie en de MBO Raad onlangs sloten, zijn daar afspraken over gemaakt. Inge Vossenaar, sinds 2015 directeur mbo bij het ministerie van Onderwijs, ziet veel mogelijkheden. ‘Tachtig procent van de mbo-afgestudeerden vindt werk in de eigen regio. Het is dus heel logisch als scholen en werkgevers op regionaal niveau kijken aan welk onderwijs vooral behoefte is. Voor opleidingsteams biedt dat allerlei mogelijkheden voor vernieuwing.’
Transparante verantwoording
Bij meer vrijheid hoort volgens Vossenaar ook een transparante verantwoording: ‘In de nieuwe kwaliteitsafspraken, die vanaf 2019 van kracht moeten worden, krijgen de scholen meer ruimte om zelf invulling te geven aan de beoogde prestaties. Andersom zullen ze ook duidelijk moeten maken welke resultaten worden geboekt. Ook de opvattingen van regionale partners als leerbedrijven en gemeenten zijn dan belangrijk. In het bestuursakkoord zijn hierover afspraken gemaakt.’
In het regeerakkoord wordt gesproken over strengere eisen aan het arbeidsmarktperspectief van opleidingen. Maar de werkloosheid onder mbo-afgestudeerden is toch al heel laag?
‘Dat klopt, wie een mbo-diploma heeft vindt over het algemeen snel werk. Maar niet iedereen kiest een studie die ook op langere termijn kans op werk biedt. Het is belangrijk na te denken over de toekomst. We hebben te maken met een steeds krappere arbeidsmarkt. Jongeren moeten daarom goed nadenken over hun studiekeuze. Een hulpmiddel als de studiebijsluiter is daar nuttig bij. Scholen doen ook steeds meer aan loopbaanbegeleiding. Maar hier ligt ook een belangrijke taak voor de regio. De school kan samen met regionale werkgevers in beeld brengen welke knelpunten er op de arbeidsmarkt verwacht worden. Aan welke vaardigheden hebben werkgevers straks behoefte? Dat is een onderwerp dat zich prima leent voor regionale kwaliteitsafspraken. Zo creëer je ook ruimte voor regionale innovatie.’
De introductie van keuzedelen leidt op veel scholen tot de nodige hectiek. Stelt het ministerie te veel eisen?
‘Keuzedelen zijn bedoeld om scholen meer ruimte te geven voor regionale innovatie. Ze zijn niet bedoeld om het scholen lastig te maken! Zo gek veel eisen stellen we overigens niet. De landelijke eisen hebben alleen betrekking op de urenbesteding en op de goedkeuring door SBB. Maar ik herken het beeld dat veel scholen nu nog met de keuzedelen worstelen. Er zijn zeker opstartproblemen. Daarom geven we scholen ook graag twee jaar extra de tijd om de examinering op orde te krijgen. Uiteraard moeten de keuzedelen op termijn gewoon gaan meetellen voor het diploma.’
Nog een heikel punt, het lerarenregister. Volgens het regeerakkoord is voor zo’n register draagvlak onder docenten cruciaal. Wat betekent dat?
‘Het lerarenregister is een nuttig hulpmiddel bij de professionalisering van docenten. Maar zonder draagvlak kan het nooit een succes worden. Het register moet echt van de docenten zijn. De rol van het ministerie is beperkt. Wij faciliteren en ondersteunen, maar zijn niet de kapitein op het schip, eerder de matrozen. De direct betrokkenen, de docenten voorop, moeten er samen uitkomen. De bal ligt bij de docenten, in het bijzonder bij de afvaardiging van de deelnemersvergadering. Zij bespreken samen zaken als de criteria voor herregistratie. Het register staat nog in de kinderschoenen. Docenten moeten de tijd krijgen om het register goed in te richten. We moeten dus nog even geduld hebben.’
Lees ook: ‘Een akkoord voor doorzetters’