Leerlingen die niet slagen voor hun taal- of rekentoets moeten in uitzonderingsgevallen toch een mbo-diploma kunnen krijgen. Dat vindt een groot deel van de Tweede Kamer.
De zorg leeft breed in de Tweede Kamer: de enkele jaren geleden vastgestelde eisen rond taal en rekenen zullen voor veel mbo-leerlingen te hoog gegrepen zijn. Mag een leerling, die zijn vak tot in de puntjes beheerst, een diploma onthouden worden, alleen omdat hij niet goed genoeg kan rekenen? Veel Kamerleden pleiten voor uitzonderingsregels. Volgens Paul van Meenen (D66) zijn de taal- en rekenvaardigheden alleen van belang voor leerlingen die willen doorstromen naar het hbo. Wie direct wil gaan werken, zou de taal- en rekenexamens niet hoeven te halen. Ook Michel Rog (CDA) betoogde dat een vakman altijd een diploma moet kunnen halen.
Arbeidsmarktdiploma
Minister Jet Bussemaker wees in haar reactie erop dat het enkele jaren geleden de brede wens was van de Kamer, maar ook van werkgevers, dat mbo-leerlingen een minimaal niveau van basisvaardigheden beheersten, bijvoorbeeld op het gebied van taal en rekenen. Desondanks zegde de minister toe de Kamer te informeren over de mogelijkheid van een onderscheid tussen een ‘doorstroomdiploma’ (met strenge eisen rond taal en rekenen) en een arbeidsmarktdiploma (met minder strenge eisen). Dit zou alleen aan de orde moeten zijn in uitzonderingsgevallen, en zeker niet bij studenten op niveau 4.
Kritische punten
Tijdens het debat over de nota ‘Een toekomstgericht mbo’ had iedere fractie wel kritische punten. Zo waarschuwde Van Meenen (D66) dat de kwaliteitsafspraken niet moeten leiden tot bureaucratische rompslomp en perverse prikkels. Jasper van Dijk (SP) kondigde een motie aan om het element ‘studiesucces’ niet mee te laten wegen in de kwaliteitsafspraken. Opvallend was het pleidooi van Anne-Wil Lucas voor een fundamentele discussie over het mbo-bestel. In haar ogen is het bestel te weinig flexibel en vraaggericht. De voorstellen van de minister gaan haar eigenlijk nog niet ver genoeg.
Meestertitel
Brede steun was er in de Kamer voor de introductie van de meestertitel in het mbo. De zorgen dat de plannen van de minister voor nieuwe bestuursmodellen de vrijheid van scholen zouden beperken, wist minister Bussemaker eenvoudig te ontkrachten: het gaat om mogelijkheden, niet om verplichtingen. Wat de toekomst van het Rotterdamse mbo betreft was ze minder soepel: een opsplitsing van de twee roc’s in zeven nieuwe mbo-scholen leidt volgens haar tot te veel bestuurlijke drukte en financiële risico’s. Het model van de gemeenschap van mbo-colleges is wat haar betreft juist zeer geschikt voor Rotterdam.
(later meer)