Verspreid over Nederland zijn sinds kort 35 regionale mobiliteitsteams operationeel. Nu de problemen op de arbeidsmarkt meevallen, rijst de vraag: zijn ze wel nodig?
De mobiliteitsteams maken onderdeel uit van het steunpakket dat de regering in het leven heeft geroepen om werkgevers en werknemers tijdens de coronacrisis te helpen. In de teams werken tal van organisaties uit de wereld van werk en scholing samen (zie afbeelding). Het is de bedoeling dat de teams werkloze werknemers weer aan een baan helpen, zo nodig met behulp van omscholing. De mobiliteitsteams beschikken over ruime budgetten om scholing in te kopen. Dat kan bij een publiek gefinancierde mbo-school, maar ook op de private opleidingsmarkt.
Arbeidsmarkt
Nu de economie zich razendsnel lijkt te herstellen en de werkloosheidscijfers gunstig zijn komt de vraag op: is de crisisdienstverlening van deze aparte mobiliteitsteams wel nodig? Daarbij is belangrijk dat de 35 arbeidsmarktregio’s ook al, sinds jaar en dag, beschikken over reguliere leerwerkloketten. Deze loketten stellen zich ten doel om werkenden en werkzoekenden te helpen bij het vinden van werk. Zij adviseren over kansrijke scholing en werken daarbij nauw samen met de publieke mbo-scholen.
Dubbel
De taak van de leerwerkloketten lijkt dus sterk op die van de regionale mobiliteitsteams. Beide richten zich op leven lang ontwikkelen. De vraag rijst: wordt hier geen dubbel werk gedaan? Een dubbele structuur is weinig efficiënt. Voor de mbo-scholen is het lastig om enerzijds een vaste partner te zijn in de structuur van leerwerkloketten en anderzijds als marktpartij gezien te worden in de structuur van de mobiliteitsteams.