‘Investeren in taalverrijking is investeren in gelijke kansen’

Wim Moes, bestuursvoorzitter van het Alfa College, schrikt elke keer weer als hij de cijfers ziet: 2,5 miljoen mensen in Nederland hebben moeite met lezen en schrijven. ‘Als je weet wat de samenhang is tussen (digitale) geletterdheid en kansen op de arbeidsmarkt, dan realiseert iedereen zich dat dit een enorm gelijke kansenvraagstuk is.’

Als je naar de kale cijfers kijkt, kun je objectief vaststellen dat er geen vooruitgang is op het gebied van basisvaardigheden bij studenten. Dat is een feitelijke constatering en dat komt ook omdat het mbo een zogenaamde onderhoudsplicht heeft. Anders gezegd: studenten houden het eerder verworven taalniveau in het mbo op peil. Maar daar valt wel wat meer over te zeggen, volgens de voorzitter van het Alfa-College.

Taalarmoede

‘In veel regio’s in Nederland is er sprake van diverse soorten armoede. Vaak gaat het dan in Nederland over geld. Maar in bepaalde sociale lagen is er ook sprake van taalarmoede. Investeren in onze regio staat in mijn ogen gelijk aan investeren in taalverrijking. We weten ook dat de belangrijkste aanpak daarin is te investeren in de taalontwikkeling van de allerjongsten. Juist voor de sociale lagen die – ook in hun stijl van opvoeden – minder talig zijn.’

‘Waar ik mij zorgen om maak is dat de drempel voor kinderopvang niet verlaagd wordt voor de 5% mensen die dat juist het hardste nodig heeft. Waar het frame van de overheid is ‘gratis kinderopvang’,  gaat juist deze groep meer betalen voor kinderopvang. En dat is een kansenvraagstuk, omdat kinderen vanaf drie jaar soms al een taalachterstand van een jaar hebben . Het is een maatschappelijke wet dat je nooit meer goed maakt. Dat verschil wordt alleen maar groter.’

Mathheuseffect

‘Als je de programma’s kinderopvang voor iedereen tegelijk opstart, profiteren de kinderen met een gemiddeld taalniveau daar meer van dan de kinderen met een taalachterstand. Netto worden de verschillen door dergelijke interventies dus groter! Dat heet het Mattheuseffect: de rijken worden rijker, de armen armer. Ik kom vanuit mijn rol als toezichthouder in de kinderopvang ook situaties tegen waarin het niet gewoon is om voor te lezen of te praten tegen een baby. Dat is geen onwil, maar hier ontbreekt kennis en vaak hebben de mensen zelf ook moeite met lezen. Verschillen in geletterdheid worden vaak generaties lang doorgegeven. Voordat we extra investeren in het po, vo en mbo – en dat moeten we zeker ook doen: waar kun je nou echt het verschil maken? Bij de aller-, allerjongsten en hun ouders.’

Beroepscontext

‘Ik denk dat het slim is om taalontwikkeling nog meer toe te passen in de beroepscontext. Daar doen we pogingen toe, maar we geven vaak nog steeds het vak Nederlands of het vak rekenen. De volgende stap is om deze vakken zo goed mogelijk te integreren in de beroepscontext. Voor docenten Nederlands en rekenen vraagt dat extra ontwikkeltijd, omdat ze zelf vaak niet opgeleid zijn voor bijvoorbeeld de zorg of techniek. Maar voor studenten is het aantrekkelijker als de meerwaarde van taal of rekenen herkenbaar.’

Digi-taal

We leven in een tijd waarin ieder beroep te maken krijgt met digitaal vakmanschap. Geen beroep kan in de toekomst zonder digitalisering. Moes: ‘Deze nieuwe ontwikkeling in taal noem ik maar even gemakkelijk digi-taal. Heel veel studenten voelen zich prima thuis op social media, maar we kennen ook de voorbeelden van studenten die massaal hun rechten op een aanvullende beurs laten liggen. Veel studenten weten niet de digitale wegen te bewandelen om dat geld op te halen. Voor sommige mensen is overheidstaal echt onbegrijpelijk. Oplossingen kunnen zijn om instructiefilmpjes of pictogrammen te gebruiken. Ook het actief benaderen van individuele studenten kan helpen. Om in Nederland stappen te maken is taal van belang, en tegelijkertijd is digi-taal een barrière. Op het moment dat je daar in investeert, werk je ook aan gelijke kansen. Daar kun je niet vroeg genoeg mee beginnen. Vandaar, voor alles: alle ballen op de 0- tot 4-jarigen!’