Minister Robbert Dijkgraaf ziet het als zijn opdracht om het mbo te emanciperen. Binnen de waaier van opleidingen die Nederland kent verdient het mbo een gelijkwaardige positie. Dat zei de minister van Onderwijs in discussieprogramma Buitenhof.
Volgens Dijkgraaf is er in Nederland sprake van een achterhaald hiërarchisch onderwijsmodel. De universitaire opleiding geldt als ‘hoog’, de mbo-studie als ‘laag’. Daarbij genieten studenten op de universiteit allerlei voordelen, zoals een uitgebreid introductieprogramma, eigen verenigingen en allerlei sportfaciliteiten. Jongeren op het mbo hebben, aldus de minister van Onderwijs, deze voorrechten niet.
Waaier
In plaats van een hiërarchisch model spreekt Dijkgraaf liever over een waaier van opleidingen. Binnen die waaier legt de ene opleiding meer accent op theoretische aspecten, de andere op de praktijk. Maar al deze opleidingen zijn gelijkwaardig en hebben recht op dezelfde waardering. Dijkgraaf ziet het dan ook als zijn opdracht om het mbo te emanciperen. Hij wil bevorderen dat het mbo een positie krijgt die gelijkwaardig is aan die van het hbo en de universiteit.
Waardering
Terwijl het Nederlandse mbo in het buitenland steevast veel waardering krijgt, heeft het mbo in onze eigen samenleving vaak nog een minder goede naam. Het is dan ook van groot belang dat de samenleving als geheel het mbo meer gaat waarderen. Door de groeiende tekorten op de arbeidsmarkt dringt hopelijk door hoe belangrijk goed opgeleide vakmensen voor de samenleving zijn. In de ‘werkagenda’ die Dijkgraaf binnenkort met de mbo-scholen en andere maatschappelijke partners gaat afsluiten hoopt de minister hierover goede afspraken te kunnen maken.
Egyptoloog
Volgens Dijkgraaf is het belangrijk dat mbo-studenten net zoveel vrijheid krijgen als studenten op de universiteit om de studie te doen die ze interessant vinden. ‘Op de universiteit vinden we het prachtig als een student egyptoloog wil worden. Maar bij het mbo vinden we het wenselijk dat jongeren een studie kiezen waar de samenleving op dat moment de grootste behoefte heeft. Bijvoorbeeld omdat er grote tekorten zijn in de zorg- of technieksector. Ook de mbo-student moet de ruimte krijgen om een eigen pad te vinden. Daarbij hoort ook de vrijheid om zich op een studie te oriënteren. Op het mbo is die ruimte er nu veel minder dan op de universiteit.’ Dijkgraaf keert zich daarmee tegen de wens van werkgevers en van de VVD om de overheid meer te laten sturen op de studiekeuze van mbo-studenten.