Burgerschap: kritisch denken in kaart brengen

Er is meer aandacht voor kritisch denken in het mbo. Maar hoe meet je de denkvaardigheid van studenten? De praktijk is een goed uitgangspunt voor toetsing: ‘Als je een student een authentieke taak of een opdracht geeft, kun je zicht krijgen op veel aspecten van burgerschap en kritisch denken.’ Deelnemers aan de Werkplaats Burgerschap onderzochten de mogelijkheden.

Voor Michiel Waltman, praktijkgericht onderzoeker bij CitoLab, is toetsing bekend terrein. Via eerder werk als docent en als lerarenopleider bij de Universiteit Twente kwam hij in aanraking met het thema burgerschap. ‘Ik wilde mij als onderzoeker verder ontwikkelen en daarom was het project voor de werkplaats een mooie kans.’ Het enthousiasme van de projectleden sprak hem aan: ‘Ondanks de verscheidenheid hadden zij een gemeenschappelijk belang. Ze waren enorm gedreven om mbo-studenten serieus te nemen en ze een stem te geven.’ Zelf had hij geen lesgegeven in het mbo, waardoor hij in een relatief onbekende wereld terechtkwam. ‘Het mooie van dit project is dat het lukte om de werelden van wo, hbo en mbo met elkaar te verbinden.’ Als onderzoeker leverde dat hem veel nieuwe inzichten op: ‘De theorie leert van de praktijk en de praktijk weer van de theorie. Ik leerde wat wel en niet werkte in de klas.’

Reflectiedagboek

Tijdens de eerste fase van het project deed Michiel onderzoek naar de ontwikkeling van docenten in Docent Ontwikkel Teams (DOT’s). Om de week vulden de docenten een reflectiedagboek in om hun professionele groei in kaart te brengen. Aan het begin van elke bijeenkomst deelden ze met elkaar wat ze hadden opgeschreven. Michiel kreeg daardoor beter zicht op hun behoeften: ‘Docenten hebben tijd nodig om na te denken over theoretische concepten en ze uit te proberen in de klas.’ Halverwege het project ging Michiel samen met de docenten werken aan formatieve taken. ‘Hoe kun je taken maken waarmee je zicht krijgt op kritisch burgerschap van studenten?’ Uitgangspunt was de methode ‘bewijsgericht ontwerpen’, een van de methodes die CitoLab al gebruikt: ‘Daarbij ga je uit van verschillende modellen voor je toets. Een daarvan is het student-model, waarbij je nagaat waar je kritisch burgerschap aan kan zien en wat de ene student vaardiger maakt dan de andere.’

Kritische verantwoordelijkheid

Lastig voor de docenten was dat toetsing op deze manier nogal abstract bleef. Michiel zag dat ze worstelden met de theorie rond ‘kritische verantwoordelijkheid’, waarin de concepten burgerschap, Bildung en kritisch denken samenkomen. ‘Daarom hebben we onze zoektocht concreter gemaakt door te zeggen: maak zelf eens een casus voor je studenten.’ Toen ging het echt leven onder de docenten: ‘Docenten werken het liefste vanuit de praktijk.’ Gezamenlijk beschreven ze de kenmerken waar een goede praktijkcasus aan zou moeten voldoen. ‘Het gaat erom hoe de student in het echte leven of een echte beroepssituatie zal handelen,’ legt Michiel uit. ‘En vooral waarom hij dat doet: de verantwoording bepaalt hoe vaardig hij of zij is.’ De blauwdruk voor een praktijkcasus moest drie gezichtspunten bevatten: het maatschappelijk perspectief, het beroeps- en het persoonlijk perspectief.

Voorbeeld casus

Als voorbeeld de casus van de keukenhulp. Een stagiaire ziet dat een keukenhulp, een collega met een afstand tot de arbeidsmarkt, onhygiënisch werkt. Wat te doen en waarom? De jongen erop aanspreken of meteen naar een leidinggevende stappen, in de wetenschap dat je als stagiaire zelf wacht op een contractverlenging? ‘Bij kritische verantwoordelijkheid gaat het erom vanuit je rol als burger, professional én persoon redenen te geven voor wat je doet in een bepaalde situatie.’

Focusgroep studenten 

Michiel begeleidde de docenten in het DOT bij de ontwikkeling van meerdere casussen. Per casus gingen ze na in hoeverre ze de kritische verantwoordelijkheid erin terugzagen. ‘Je moet echt veel oefenen door voorbeelden aan studenten voor te leggen,’ legt Michiel uit. Hij observeerde hoe docenten een aantal studenten een taak lieten maken en organiseerde focusgroepen waarin studenten onder andere konden aangeven of een bepaalde situatie echt voorkwam in de praktijk. ‘Op die manier evalueerden we de blauwdruk en konden we hem bijstellen.’
Het samenstellen van geschikte casussen was een arbeidsintensief karwei. In sommige gevallen bleek het lastig om vast te stellen wat het maatschappelijk perspectief in een bepaalde beroepssituatie inhoudt. ‘Dat is wel wat dit project juist zo interessant maakt,’ geeft Michiel aan. ‘We hebben niet alleen met verschillende ROC’s samengewerkt, maar ook met verschillende leerjaren. Onze ambitie is om ook voor niveau 4 en voor Entree-studenten geschikte casussen te ontwerpen.’

Tekst: Hans Zijlstra voor Werkplaats Burgerschap