COLUMN | Na de kerstvakantie zijn we weer aan de slag. Voor Kerstmis zijn sommige lessen anders ingevuld door diverse feestdagen of omdat het simpelweg bijna vakantie is. Nu begint het ‘normale’ leven weer. Zo ook op de opleiding verzorgende-IG & verpleegkunde, waar ik aan drie eerstejaarsklassen Nederlands mag geven.
Je zou denken: wat fijn en handig, je kunt parallel de lessen geven. Dat lijkt zo, maar ik denk dat een docent juist moet kijken en luisteren naar waar de behoefte ligt. Dus dat zijn niet drie dezelfde lessen. Gelukkig heb ik in de afgelopen jaren kennisgemaakt met diverse lesmaterialen en werkvormen, zodat ik snel kan schakelen. Mijn eerste klas begroette mij al op de gang. ‘Mevrouw, wilt u snel de deur opendoen? Dan kunnen we gaan zitten, ik word zo moe van staan…’ Ik kijk de student met een glimlach aan en roep: jullie ook gelukkig nieuwjaar! Ik open als een typisch (niet-)grappige docent in slow motion de deur met mijn sleutel. Docenten die grapjes maken, dat blijft wisselende reacties oproepen bij studenten. Enkele lachen en sommige draaien met hun ogen. Tijdens de les is er vooral behoefte aan het herplannen van een examen. Want ze gaan die dag op stage en een examen kunnen ze dan niet gebruiken. Terwijl ik met een groepje bezig ben met het plannen van het examen, merk ik dat er veel studenten bezig zijn met hun plan voor stage: het BPV-plan. Ik vraag of er behoefte is aan een uitleg van lezen en luisteren, twee studenten geven aan van wel. De andere studenten werken zelf verder.
Dan merk ik dat achterin een student op de bank ligt. Geen idee hoe lang ze er lag. Ik was klaar met mijn uitleg, dus ik liep subtiel naar achteren. De student gaf aan dat ze moe was. ‘Ik snap wel dat je moe bent van de vakantie.’ zeg ik. De student moet lachen en geeft aan dat ze moe werd van haar eigen agressiviteit. Subtiel begon ik door te vragen. Deze student bleek een opstootje gehad te hebben in een discotheek, het meisje keek haar namelijk te lang aan. Een heleboel dingen gingen door mijn hoofd. Terwijl ik grapjes maakte dat ik haar niet durfde aan te kijken, kwamen we in een gesprek, ook over haar gedrag. Langzaam ontstond er een gesprek met haar en andere studenten over kwetsbare onderwerpen. Uiteindelijk was de les voorbij, ze waren ook wel toe aan een plaspauze.
Ik mocht hierna meteen door naar de volgende eerstejaarsklas. Ik kom binnen en ik hoor meteen: ‘Ga maar zitten. Ga maar zitten en laat je verrassen.’ Hun studieloopbaanbegeleider is nog in de klas. ‘Je uur wordt overgenomen, geef er maar aan toe’, zegt ze lachend. Twee studenten staan bij het bord. Daar staat: “Waarom Nederland docent?” met een Nederlandse vlag erbij getekend. Als de ene student bezig is met de laatste details van haar kameel die naast haar pittige kip staat, verontschuldigt de andere student zich voor zijn dyslexie. Ruim een half uur lang word ik bestookt met verschillende vragen over mijn verleden en mijn drijfveren. Ze willen weten waarom ik docent Nederlands ben geworden. Als er een gevoelig onderwerp langs komt vragen ze netjes of ik hier vragen over wil beantwoorden. Aan het einde van de les staat er een “mindmapachtige” constructie van mij(n) leven op het digibord met een pittige kip en een kameel.
De derde en laatste eerstejaarsklas was hard aan het werk toen ik binnenkwam. Ze hadden door dat ze voor een beroepsgerichte module hard aan het werk moesten als ze deze wilden behalen over drie weken. De docent van de vorige les was met een student in gesprek over de opdracht. Rustig installeerde ik mij. Toen de docent had afgerond, vroeg een student meteen of ze wat mocht printen voor het volgende vak. Ik besprak dat ze nog 10 minuten kregen om het vak af te ronden en dat ik daarna zou beginnen met Nederlands. Dat vonden ze een goed plan. Uiteindelijk begon ik de les. Maar wat ik ook probeerde, het digibord deed het niet. Dus ik besloot de les mondeling te doen en waar nodig zaken op het bord te schrijven of te tekenen. Voor lezen en luisteren gaf ik verschillende tips aan sommige studenten. Aan andere studenten gaf ik tips over het schrijfexamen. Ik schreef uitgebreid op het bord. Er werden nog wat vragen gesteld en toen wisten ze genoeg. Ze konden aan de slag. Terwijl iedereen aan de slag was, liep ik rond. Iemand gaf aan dat hij verlof had omdat hij snel op moest voor zijn autotheorie. We raakten in gesprek over dat examen en hoe dat tegenwoordig ging. ‘Mevrouw, mogen we nu pauze?’, klinkt er opeens door de klas. Ik gaf aan dat we nog even hard aan het werk gingen voor de pauze. ‘Dat betekent dat ik tot die tijd alsnog niks ga doen’, verzucht de student. ‘Dat is dan aan jezelf’, geef ik aan. Uiteindelijk is het tijd en wordt mij door de laatste student een heel prettig weekend gewenst.
Uit dit verslag van drie lessen op dezelfde dag aan studenten uit hetzelfde jaar blijkt dat de lesstof weliswaar gelijk is maar dat het duidelijk niet drie dezelfde lessen zijn. Het zijn drie groepen die eenzelfde leerlijn doorlopen, maar andere dingen nodig hebben. Dit heeft te maken met hoe goed of minder goed de studenten zijn in Nederlands, maar ook met wat er speelt in hun leven. Eigenlijk vooral met wat er speelt in hun leven. Want als je daaraan voorbijgaat als docent, dan kun je wel doorgaan, maar studenten staan dan niet meer open voor leren. Soms omdat ze niet willen, maar vooral omdat ze dat dan niet kunnen. Als docent kun je daar beter ruimte voor maken en alles met een onbevangen blik bekijken. Niet oordelend, maar open en opgewekt. Zoals een nieuwjaar, met beste wensen.