Doorstroom van mbo naar hbo: geen luxe, maar bittere noodzaak

Beperk mbo-studenten niet in hun leermogelijkheden, dat schaadt de toekomst van Nederland. Dat stellen Adnan Tekin van de MBO Raad en Maurice Limmen van de Vereniging Hogescholen.

Een vmbo’er staat na het behalen van het diploma voor een belangrijke keuze: doorstromen naar de havo, waar hij iets meer tijd krijgt om zijn toekomst uit te stippelen, of kiezen voor het mbo, waar hij direct kennismaakt met het beroepsonderwijs en snel een waardevolle bijdrage kan leveren aan de samenleving. Beide routes verdienen waardering: de havo biedt ruimte om theoretisch door te leren, terwijl het mbo de kans geeft om via de praktijk te groeien.

Het zijn verschillende leerroutes, maar ze hebben één ding gemeen: beide kunnen emanciperend zijn. Voor veel eerste generatie studenten is de stap via havo of mbo naar het hbo een manier om als eerste in hun familie naar het hbo te gaan. Dat is van onschatbare waarde, niet alleen voor hun eigen ontwikkeling, maar ook voor de kansen van toekomstige generaties.

De maatschappelijke waarde van doorstroom

In de politiek klinkt soms dat het wenselijk is dat jongeren zo snel mogelijk de arbeidsmarkt op gaan om bepaalde tekorten op te vangen, in plaats van het bevorderen van doorstroom naar het hbo. Vanuit dat perspectief misschien begrijpelijk, maar het miskent de maatschappelijke waarde van doorstroom naar het hbo. Die overstap bevordert de persoonlijke ontwikkeling en stimuleert innovatie op de werkvloer. Mbo’ers brengen waardevolle praktijkervaring mee en kunnen in het hbo doorgroeien naar functies waarin zij vernieuwen, onderzoeken en impact maken. De cijfers spreken voor zich: studenten die deze stap zetten, kunnen hun baankansen en hun salarisverwachting verbeteren. Denk aan de automonteur die werkt aan waterstoftechnologie, of de verpleegkundige die vanuit de praktijk meewerkt aan de inzet van zorgrobots. Juist die combinatie van praktische vaardigheden en innovatiekracht is essentieel voor de toekomst van het beroepsonderwijs én de arbeidsmarkt.

Voorbereiding en succes in het hbo

Het mbo speelt daar actief op in. Studenten worden niet alleen opgeleid voor een beroep en deelname aan de samenleving, maar ook voorbereid op vervolgstudies. Dat is niet vrijblijvend, maar wettelijk verankerd. Globaal heeft bijna een op de drie hbo’ers een mbo-diploma. Critici wijzen erop dat mbo’ers vaker uitvallen in het hbo en dat investeren in doorstroom dus verspild zou zijn. Maar dat beeld is onvolledig. Wie het eerste jaar haalt, is vaak juist zeer succesvol in het afronden van de opleiding. En wie stopt, doet dat lang niet altijd vanwege het niveau, maar soms omdat de arbeidsmarkt lonkt of de opleiding minder goed blijkt te passen.

Het belang van begeleiding

Tijdens de coronaperiode hebben we bovendien gezien hoe effectief gerichte ondersteuning kan zijn. Mbo-studenten die de overstap maakten naar het hbo en extra begeleiding kregen, hadden aanzienlijk meer succes in hun studie. Die aanpak werkte, en verdient het om structureel voortgezet te worden. Het laat zien dat investeren in begeleiding rendeert, juist in de cruciale overgangsfase.

Alternatieve leerroutes en kansengelijkheid

Voor studenten voor wie een bachelor hbo-opleiding niet passend is, zijn er alternatieven, zoals de Associate degree: een tweejarige hbo-opleiding die snel aan populariteit wint. In tijden van arbeidsmarktkrapte is het begrijpelijk dat het kabinet zoekt naar manieren om jongeren zo snel mogelijk te laten bijdragen aan onze samenleving. Maar in plaats van ambities van mbo-studenten te beperken, moeten we investeren in soepele leerroutes, kansengelijkheid en een robuuste infrastructuur voor een leven lang ontwikkelen.

Zo creëren we ruimte voor verschillende manieren van leren, routes en talenten. Geef jongeren die kans, of ze nu via de havo of het mbo hun weg naar het hbo vinden. Want het zijn deze studenten die Nederland draaiende houden, en vooruithelpen.

Adnan Tekin (voorzitter MBO Raad) en Maurice Limmen (voorzitter Vereniging Hogescholen)