Fundamentele vragen bij opening mbo-jaar

Welke vaardigheden hebben de werknemers van de toekomst nodig? Volgens minister Bussemaker moeten mbo-scholen de komende tijd fundamenteel nadenken over de gevolgen van de robotisering voor het mbo.

Tijdens de feestelijke opening van het mbo-jaar, in de voormalige Onderzeebootloods van de Rotterdamse Droogdok Maatschappij (RDM), riep minister Bussemaker (OCW) de aanwezige bestuurders, docenten, leerlingen en bedrijven op om fundamenteel na te denken over de toekomst van het mbo. Een stelselwijziging sloot zij daarbij niet uit.

Nieuwe banen
In haar toespraak sprak de minister over de kansen en bedreigingen van de snelle technologische ontwikkelingen. Deze leiden tot grote veranderingen in de samenleving en ook op de werkvloer. Banen verdwijnen, vooral op mbo 2 en 3 niveau, maar misschien ook wel op de hogere niveaus. En uiteraard komen er ook nieuwe banen bij. Volgens de minister zal het mbo op deze ontwikkelingen de komende tijd moeten inspelen: ‘Juist nu we op koers zitten met het realiseren van de ambities van Ruim baan voor vakmanschap en de kwaliteitsafspraken, moeten we verder richting de horizon kijken.’ De grote vraag is volgens haar: welke vaardigheden hebben mensen in de toekomst nodig?

Vakmanschap in transitie
Volgens de minister zal het mbo in de toekomst zich zowel moeten richten op vakmanschap als op generieke vaardigheden. Zij sprak in dit verband over ‘vakmanschap in transitie’. Werknemers van de toekomst hebben behoefte aan vaardigheden als flexibiliteit, creativiteit en empathie: ‘Juist de eigenschappen waarin de mens zich zal blijven onderscheiden van de robot.’ De grote vraag waar mbo-scholen voor staan: ‘Hoe zorg je ervoor dat je studenten traint in die generieke vaardigheden, terwijl ze zich ook moeten specialiseren in hun vak?’

Systeem
Volgens minister Bussemaker staat het mbo de komende tijd voor fundamentele vragen. Een stelselwijziging sluit zij daarbij niet uit: ‘Niet het systeem moet het uitgangspunt zijn, maar de vraag wat jongeren moeten leren en bedrijven nodig hebben om met elkaar te werken in de robotsamenleving die eraan komt.’ Jan van Zijl, voorzitter van de MBO Raad, waarschuwde daarbij wel voor te grote stappen: ‘Laten we niet vergeten dat we in Nederland een prachtig mbo-stelsel hebben. Onlangs heeft de OESO dit nog bevestigd. Moderniseren van het stelsel is nodig, maar we moeten het goede zeker vasthouden.’

Lees hier een volledig verslag van het mbo-diner.