SER-Advies over praktijkleren

Het kabinet vraagt de Sociaal-Economische Raad (SER) om advies over diverse vormen van praktijkleren in het mbo. Zijn er bijvoorbeeld varianten mogelijk op de bekende beroepsbegeleide leerweg (BBL)?

Ook wil het kabinet advies over de gevolgen van de steeds flexibelere inzet van medewerkers binnen organisaties. Het gaat dan bijvoorbeeld over flexibiliteit in werkplaats- en tijd, functieroulatie en variabel belonen. Het kabinet wil weten wat deze flexibiliteit organisaties oplevert en welke gevolgen een en ander heeft voor werknemers. De ministerraad heeft hiermee ingestemd op voorstel van minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Vele gezichten
Binnen het mbo zijn op dit moment al vele vormen van praktijkleren (ook wel werkplekleren genoemd) bekend. Het kan gaan om een onderdeel van een stage. Of bijvoorbeeld deel uitmaken van de beroepspraktijkvorming (bpv). In beide gevallen participeert de student aan gewone werkprocessen. Maar naast leren in bedrijven, kan de student ook leren in leeromgevingen die specifiek ontworpen zijn als omgeving voor het leren van werkprocessen en competenties. In een simulatiebedrijf bijvoorbeeld. Of in een hybride leeromgeving. Praktijkleren kent dus vele gezichten. Er is de afgelopen jaren ook duidelijk een ontwikkeling te zien waarbij gezocht wordt naar meer geïntegreerde leerprocessen. Het gaat niet meer om een onderscheid tussen aan de ene kant ‘de school’ en aan de andere kant ‘de praktijk’, maar om een leertraject waarin school en vormen van praktijk (binnen of buiten de school) met elkaar verweven zijn en elkaar versterken. Die ontwikkeling zorgt voor nieuwe vormen van werkplekleren, die gaandeweg hun plaats naast de klassieke vormen van beroepspraktijkvorming verwerven.

Broodnodige afwisseling
De rijkdom aan vormen van werkplekleren is essentieel. Een goede integrale mix van leeractiviteiten en -vormen is nodig om aan de eisen aan een gekwalificeerd beginnend beroepsoefenaar te voldoen. De verschillende vormen van werkplekleren hebben diverse mogelijkheden en beperkingen als het gaat om effectief leren. Zo geven simulaties de mogelijkheid om weinig voorkomende, maar cruciale gebeurtenissen in werkprocessen te oefenen. Stroomuitval bijvoorbeeld. Wat moet er dan op de werkplek gedaan worden? Hebben we voldoende kennis om te weten waardoor deze stroomuitval is veroorzaakt? Kunnen we het verhelpen? En wat zijn de gevolgen? Dit leer je niet uit een theorieboekje, maar moet je in de praktijk ervaren. De reële beroepspraktijk stimuleert leren vooral doordat de studenten deel uitmaken van de werkgemeenschap. Ze gaan op in de cultuur van het bedrijf, werken tussen echte werknemers en maken echte producten, bestemd voor echte afnemers. De diverse vormen vullen elkaar aan en zijn bruikbaar om praktijkleren vorm te geven.