Amateurisme bracht ROC Leiden in de problemen

Amateuristische bestuurders vertilden zich aan de nieuwbouw van roc Leiden. Interne en externe toezichthouders en adviseurs stonden erbij en keken ernaar. Ook de inspectie en het ministerie voor Onderwijs grepen te laat in. Het is geen vrolijk beeld dat de commissie-Meurs van het Leidse vastgoeddrama schetst…

De commissie-Meurs, die onderzoek deed naar het Leidse vastgoeddrama, constateert in haar rapport ‘Ontspoorde ambitie’ dat alle hoofdrolspelers in het Leidse vastgoeddrama de hun toebedeelde rol slecht gespeeld hebben. De keuze die het schoolbestuur maakte om tot nieuwbouw te komen was op zich niet onlogisch: rond 2000 bestond het Leidse roc uit tientallen verouderde panden. Maar de bestuurders vertilden zich aan het bouwproject. Zij maakten een reeds van verkeerde keuzes, onder andere rond de financiering en de bouwregie, en namen steeds grotere risico’s.

Tegenspraak
De commissie constateert dat de bestuurders jarenlang hun gang konden gaan. De Raad van Toezicht was louter volgzaam en de medezeggenschap functioneerde niet. Maar ook externe adviseurs als Fakton en accountant KPMG lieten na aan de bel trekken. Al met al was er sprake van een totaal gebrek aan tegenspraak: ‘De besluitvorming over de nieuwbouw heeft in en rond het CvB in zeer beperkte kring plaatsgevonden’, zo stelt het rapport.

Ministerie
Zoals al uit eerder onderzoek was gebleken, hebben ook de inspectie en het ministerie van Onderwijs steken laten vallen. Toen roc Leiden zich in 2012 tot het ministerie wendde, verwees het ministerie in eerste instantie naar de inspectie. Het duurde vervolgens nog zo’n drie jaar alvorens het ministerie daadwerkelijk in actie kwam. Volgens de commissie kan het ministerie zich niet verschuilen achter het begrip stelselverantwoordelijkheid: ‘Juist in belang van het stelsel kan het zaak zijn bij individuele gevallen in te grijpen.’

Verwijtbaar
Volgens de commissie-Meurs hebben de bestuurders van roc Leiden in de periode voor 2011 niet alleen amateuristisch gehandeld, maar is er mogelijk ook sprake van verwijtbaar handelen. In haar reactie op het rapport adviseert minister Bussemaker de huidige Raad van Toezicht te onderzoeken of de voormalige bestuurders aansprakelijk gesteld kunnen worden. De minister trekt ook zelf het boetekleed aan. In haar reactie schrijft ze dat ‘terugkijkend eerder geëscaleerd had kunnen worden’ en ‘meer snelheid betracht had moeten worden’.

Moreel bewustzijn
Uiteindelijk lijken er weinig lessen getrokken te kunnen worden uit het Leidse drama. De ideeën voor een expertisecentrum voor nieuwbouw van schoolgebouwen of een ‘afdeling bijzonder beheer’ bij de Onderwijsinspectie bieden volgens Bussemaker geen soelaas. Zij pleit vooral voor een bestuurscultuur waarin alle betrokkenen ‘een gedeeld moreel bewustzijn’ hebben. En de inspectie moet via een jaarlijkse risicoanalyse eerder mogelijke problemen op het spoor komen. Misschien wel de belangrijkste conclusie: de juiste personen moeten op de juiste plaats zitten.