Breed draagvlak voor introductie samenwerkingscollege

De Tweede Kamer steunt in grote lijnen de wet die mbo-scholen meer ruimte geeft om samen opleidingen aan te bieden. Op enkele details zijn er zorgen.

Door demografische krimp zullen de komende jaren bepaalde beroepsopleidingen in de problemen komen. Als het aantal studenten snel daalt, kan het in stand houden van een opleiding voor een school te duur worden. In zo’n geval is het aantrekkelijk om een opleiding samen met een andere school aan te bieden. Het wetsvoorstel samenwerkingscollege en unieke beroepsopleidingen maakt dit soort samenwerking makkelijker. De wet regelt onder andere hoe de examinering op zo’n samenwerkingscollege georganiseerd moet worden en hoe de inspectie toezicht kan houden op de kwaliteit.

Medezeggenschap
Het voorstel kan op brede steun van de Tweede Kamer rekenen. Volgens Harm Beertema (PVV) wordt met het wegnemen van obstakels voor samenwerking het aanbod van hoogwaardig beroepsonderwijs in de regio’s geborgd. De GroenLinks-fractie maakt zich echter zorgen over de medezeggenschap. Woordvoerder Lisa Westerveld pleit ervoor om in de wet op te nemen dat de ondernemingsraden en studentenvertegenwoordigers bij het voornemen om een samenwerkingscollege te starten gezamenlijk bijeen moeten komen om het voorstel te bespreken. Minister Van Engelshoven ontraadt echter dit wettelijk vast te leggen; het is volgens haar beter om eerst eens te kijken hoe een en ander in de praktijk verloopt. Bovendien is pas recent de medezeggenschap bij mbo-scholen uitgebreid.

Verkapte fusie
Breder leeft de zorg dat er bij een samenwerkingscollege al snel sprake zal zijn van een opmaat naar een fusie. Om dat te voorkomen regelt de wet dat maximaal 50% van de studenten van een mbo-school in een samenwerkingscollege mogen zitten. Voor Zohair El Yassini (VVD) is dat echter niet genoeg. Om te voorkomen dat er sprake is van een ‘verkapte fusie’ zou dat percentage verlaagd moeten worden naar 40%. Het pleidooi krijgt flink wat steun, onder andere van Paul van Meenen (D66).

Ultimum remedium
Het wetsvoorstel bevat ook een bepaling die kleine unieke beroepsopleidingen beschermt. De arbeidsmarkt voor sommige opleidingen is in Nederland zo klein, dat er voor meer dan één opleiding in Nederland geen ruimte is. Het idee is dat scholen samen regelen dat opleidingen elkaar niet in de weg zitten. Als uiterste redmiddel (‘ultimum remedium’) geeft de wet de minister de mogelijkheid om aan een school het alleenrecht te geven een opleiding aan te bieden. Zo’n school krijgt dan vijf jaar de tijd om de bedreigde opleiding te verduurzamen. Met name kleine vakopleidingen zijn groot voorstander van zo’n alleenrecht.

Evaluatie
De meeste fracties aarzelen over dit paardenmiddel. Zij willen garanties dat het slechts in uitzonderlijke gevallen zal worden toegepast. Minister Van Engelshoven wijst erop dat de wet ook zo bedoeld is: ‘Het zou goed zijn als de sector het zo goed met elkaar doet dat we het alleenrecht niet nodig hebben. Maar ik voel me wel verantwoordelijk voor de instandhouding van specialistische opleidingen.’ Van Engelshoven pleit ervoor dit soort zaken goed te bekijken in een evaluatie die over enkele jaren moet plaatsvinden. Ze is dan ook blij met het voorstel van Bruins (ChristenUnie) om de wet over enkele jaren grondig te evalueren.

Dinsdag 23 januari stemt de Tweede Kamer over het wetsvoorstel

Lees ook: Samenwerkingscollege als instrument tegen de krimp