Deze week nam minister Bussemaker na vijf jaar afscheid als minister van Onderwijs. Wat heeft haar bewind voor het mbo betekend? Een terugblik in tien punten.
Begin november 2012 trad het kabinet Rutte 2 aan. Bijna de volle vijf jaar was Jet Bussemaker als minister verantwoordelijk voor het mbo. Na een aarzelend begin kwam de beleidsmachine van het ministerie goed op stoom. Wat zijn de belangrijkste tien punten uit haar erfenis?
1. Aandacht voor vakmanschap
Kort na haar aantreden begon Bussemaker met haar MBO-Tour: een tocht langs mbo-scholen door het hele land. Dit vormde de opmaat voor haar beleidsagenda ‘Ruim baan voor vakmanschap’ (september 2014). In deze agenda pleitte Bussemaker onder andere voor een herwaardering van vakmanschap, meer samenwerking tussen mbo-scholen en innovatieve bedrijven en een terugkeer naar kleinschalig onderwijs.
2. Nieuwe kwalificatiestructuur
Er is zo’n vijftien jaar over gepraat, maar onder minister Bussemaker kwam het tot stand: een nieuwe kwalificatiestructuur voor het mbo. Voortaan bestaat iedere mbo-opleiding uit een basisdeel, een profieldeel en een keuzedeel. Sinds 2016 werken alle opleidingen verplicht met de nieuwe kwalificatiedossiers. Hoe je er ook over denkt: het is goed dat een proces van bijna vijftien jaar tot een afronding is gekomen.
3. Keuzedelen
Niet alles aan de nieuwe kwalificatiestructuur is echter rozegeur en maneschijn. Met name de verplichte keuzedelen zijn voor veel scholen een blok aan het been. Het idee van meer vrijheid voor scholen en studenten is bepaald nog niet gerealiseerd. Hier ligt een duidelijke klus voor de nieuwe minister.
4. Kwaliteitsafspraken
Nog een innovatie: eind 2013 sloten de scholen (vertegenwoordigd door de MBO Raad) en het ministerie een Bestuursakkoord. Hierdoor kwam er extra geld voor het mbo beschikbaar, onder andere voor excellentieprogramma’s en verbetering van de beroepspraktijkvorming. Het nieuwe kabinet wil doorgaan met kwaliteitsafspraken, maar dan meer op regionale schaal.
5. Excellentie
Onderdeel van de kwaliteitsafspraken vormde het stimuleren van excellentieprogramma’s op mbo-scholen. Net als in het hoger onderwijs is het volgens Bussemaker goed om de meest getalenteerde en gemotiveerde studenten in het mbo een pluspakket aan te bieden. Na een aarzelend begin zijn veel mbo-scholen nu enthousiast aan de slag met excellentieprogramma’s. Het lijkt erop dat excellentie een blijvertje is in mbo-land.
6. ROC Leiden
Een echt hoofdpijndossier was ROC Leiden. Na Amarantis was dit de tweede grote mbo-school die door slecht bestuur in de problemen kwam. Minister Bussemaker pakte de problemen daadkrachtig aan. Inmiddels vormen ROC Leiden en het ID College samen MBO Rijnland. Het was wel een kostbare operatie: de scholen betaalden gezamenlijk veertig miljoen euro. Bij de aanpak van ROC Leiden kreeg Bussemaker de steun van de meerderheid van de Tweede Kamer, ondanks een kritische VVD-fractie.
7. Toelatingsrecht
Tegen de zin van de scholen, maar met steun van studenten en van de Tweede Kamer, is onder minister Bussemaker een toelatingsrecht voor mbo-leerlingen wettelijk geregeld. Scholen vrezen door dit algemene toelatingsrecht voor grote problemen te komen te staan. Tegelijkertijd steken scholen veel energie in de intake van nieuwe studenten en in loopbaanbegeleiding. Hoe een en andere in de praktijk gaat uitpakken, zal moeten blijken.
8. OV-jaarkaart en schoolkosten
De afgelopen jaren kwamen er steeds meer protesten over hoge schoolkosten voor mbo-leerlingen. Aanvankelijk zag minister Bussemaker dit als een verantwoordelijkheid van de scholen. Onder maatschappelijke druk heeft zij tijdelijk € 10 miljoen vrijgemaakt om studenten uit minder draagkrachtige gezinnen te compenseren voor hoge schoolkosten. De uitvoering van de regeling is bij de scholen ondergebracht. De nieuwe minister moet besluiten of deze maatregel structureel wordt. Sinds 1 januari 2017 kunnen minderjarige mbo-studenten verder gratis met het OV reizen.
9. Kleinschalig onderwijs
De minister heeft zich altijd ingezet voor de menselijke maat in het mbo. Als bestuursmodel hiervoor introduceerde zij de ‘gemeenschap van mbo-colleges’: sectorale mbo-scholen die onder één bestuurlijke koepel zouden vallen. De manier waarop Bussemaker het onderwerp in de media bracht – ze sprak over ‘leerfabrieken’ – schoot veel mbo-bestuurders in het verkeerde keelgat. De tendens naar meer kleinschaligheid is echter niet meer te keren. MBO Rijnland werkt inmiddels met sectorale mbo-colleges en meer scholen lijken te gaan volgen. Ook de Inspectie let voortaan speciaal op kleinschaligheid.
10. Associate Degree
De Associate Degree is een zelfstandige opleiding geworden. De tweejarige opleiding is aantrekkelijk voor mbo-studenten die opzien tegen een volledige hbo-opleiding. Bij de inrichting van de opleiding kunnen mbo en hbo nauw samenwerken, maar het hbo blijft eindverantwoordelijk.
En dan hebben we het in dit overzicht nog niet eens gehad over onderwerpen als de Centra voor Innovatief Vakmanschap, de vervroegde aanmelddatum van 1 april, het bindend studieadvies, de Gelijke Kansen Alliantie, het lerarenregister en de rekentoets. Met spanning wachten wij af met welke beleidsagenda voor het mbo de nieuwe minister van Onderwijs komt. De daadkracht van de vorige minister zal niet makkelijk te evenaren zijn!