Leraar leert vooral in eigen tijd

Gisteren verscheen het rapport ‘De Staat van de Leraar 2016’, opgesteld door leraren uit het basis-, voortgezet, speciaal en middelbaar beroepsonderwijs. Belangrijkste conclusie: professionaliseren doen leraren vooral op individueel niveau en in hun eigen tijd.

Het rapport werd gepresenteerd op het congres van de Inspectie ‘Staat van het Onderwijs’. Bewindslieden van OCW ontvingen een eerste exemplaar. De Onderwijscoörporatie faciliteerde de vijf docenten in het maken van het rapport. Daarvoor enquêteerden zij 754 collega’s en deden ze een literatuurstudie. Belangrijkste conclusie: het is slecht gesteld met de professionalisering van de leraar. Leraren willen graag leren en ondernemen veel activiteiten, maar doen dit vooral in hun eigen tijd. In de helft van de gevallen hebben deze activiteiten geen samenhang met het schoolbeleid. Daardoor zijn ze minder effectief en zorgen ze voor frustratie onder leraren. Hierdoor schiet het Nederlands onderwijs tekort om te innoveren en verbeteren.

Leerbereidheid
Leerbereid is een factor van belang bij professioneel leren. Uit eerder onderzoek is gebleken dat de wens om te leren bij leraren groter is dan bij andere professionals. Ook in de ‘Staat van de Leraar 2016’ geeft 93 procent van de ondervraagden aan professionalisering belangrijk te vinden. Docenten lezen veel vakliteratuur en volgen regelmatig een cursus. Daarnaast hebben ze wensen die nauw aansluiten op de kenmerken van effectieve professionalisering: ze willen zich graag vakinhoudelijk verdiepen, persoonlijk ontwikkelen en didactische vaardigheden leren. Het probleem is alleen dat de meeste docenten hiervoor activiteiten doen die veelal in hun eigen tijd plaatsvinden: 62,3 procent van de docenten leert in eigen tijd.

Sturing
Ook maakt de school vaak geen budget vrij voor professionalisering naar aanleiding van de visie en ambitie van de school of het persoonlijk ontwikkelplan. Op die manier vindt professionalisering geïsoleerd plaats en leidt deze niet tot gedragsverandering van de leraar in de klas. Ook levert deze manier van leren weinig op qua nieuwe loopbaanmogelijkheden. Voor effectief professionaliseren is het wenselijk dat er een combinatie is van leren op de werkplek, samen leren met collega’s en formeel leren. De makers van het rapport adviseren de scholen dan ook om sturingsmechanismen en -strategieën te gebruiken die aansluiten bij de kenmerken van professionalisering. Zonder dat dit ten koste gaat van de autonomie van de leraar. Ook raden ze leraren aan om non-formeel leren op te nemen in het lerarenregister.

Waan van de dag
Een van de vijf makers van het rapport is Loreen Filemon, mbo-docent en schoolmaatschappelijk werker. Zij herkent het probleem dat in ‘De Staat van de Leraar 2016’ wordt geschetst, heel erg voor het mbo. ‘Professionalisering zit vaak verstopt in thema’s als “Team aan zet” of “Focus op vakmanschap”. Ook docenten zelf spelen hierin een rol: ze steken wel tijd in persoonlijke ontwikkeling, maar beschouwen dit niet altijd als professionalisering.’ Waarom mbo-docenten vooral individueel leren, verklaart ze als volgt. ‘Door de waan van de dag staat professionalisering op mbo-scholen – met het team of schoolbreed – vaak op een laag pitje.’ Filemon vindt dat mbo-scholen enorm gebaat zouden zijn met een ambassadeur die zich inzet om van een school een lerende organisatie te maken. ‘Iemand die de vinger aan de pols houdt op het gebied van professionalisering en dit in kaart brengt. Die het belangrijk vindt dat een mbo-instelling een lerende organisatie is. En die het bij docenten, managers en bestuurders tussen de oren krijgt dat professionalisering nooit af is.’

Het volledige interview met Loreen Filemon is te lezen in de MBO Krant van april.