Zijn er voor het lerarenregister lessen te trekken uit het BIG-register? Arts en docent Jan Anthonie Bruijn denkt van wel. Op MBO City legt hij uit welke voordelen het BIG-register hem als arts hebben opgeleverd.
Volgens het Nationaal Onderwijs Akkoord wordt het lerarenregister verplicht ingevoerd in 2017. Goed dus om eens bij andere beroepsgroepen te kijken wat zo’n register precies kan opleveren. Jan Anthonie Bruijn, als arts én docent verbonden aan het Universitair Medisch Centrum, registreert zijn bij- en nascholing al jaren in het register Beroepen in Individuele Gezondheidszorg (BIG). Hij ziet louter voordelen van het register. ‘Net als nu in het onderwijs, was er destijds ook in de gezondheidszorg aanvankelijk weerstand tegen het register. Het heeft niet voor niets dertig jaar geduurd voordat het er uiteindelijk was. Maar nu zouden niet veel artsen meer anders willen. Het is een klein, maar krachtig instrument om de beroepstrots op een hoog peil te krijgen.’
Sterke positie
Bruijn vertelt hoe de situatie was voor de BIG-registratie. ‘Bij- en nascholing was ongeorganiseerd. Iedereen deed maar wat. Er was bijvoorbeeld geen overzicht van het cursusaanbod en inzicht in de kwaliteit omdat er geen peer reviews waren. De mensen die zich wel scholen, voelden ergernis jegens de collega’s die niet de moeite namen dit te doen.’ Volgens Bruijn is het BIG-register in alle opzichten een verbetering. ‘Het geeft veel meer ruimte voor professionalisering, omdat je aan minimumeisen moet voldoen om geregistreerd te blijven. Dat geeft je bovendien een sterke positie ten opzichte van de werkgever.’
Scholing en vlieguren
Het BIG-register is in feite een heel licht instrument, vertelt Bruijn. ‘Het is niet meer dan een website waar je met een persoonlijke inlog je bij- en nascholing in een portfolio kunt verwerken. Iedere vijf jaar moet je een aantal accreditatiepunten halen met structurele dan wel incidentele scholing. Ook moet je een minimum aantal vlieguren hebben gemaakt. Een accreditatiecommissie, gemandateerd door de ledenvergadering van de beroepsgroep, bepaalt wat een cursus uit het structurele aanbod aan accreditatiepunten waard is. Bij het incidentele aanbod moet je zelf een voorstel doen. Voldoe je na vijf jaar niet aan de minimumeisen die het register stelt, dan mag je geen patiëntenzorg meer verlenen. Pas als je je heraccrediteert, mag je die zorg weer verlenen. Zo’n heraccreditatie kan overigens versneld plaatsvinden door met een opleider om de tafel te gaan zitten en te bekijken wat je precies nodig hebt.’
Goedkoop en waardevol
Het BIG-register is een goedkoop systeem, terwijl het heel veel oplevert, beargumenteert Bruijn. ‘Ik ben niet alleen met mijn leidinggevende in gesprek over mijn functioneren en ontwikkeling, maar ook met mijn beroepsgenoten. Dat is heel waardevol en verrijkt de functionerings- en beoordelingsgesprekken. Volgens Bruijn hoeven docenten niet bang te zijn dat een lerarenregister als HRM- en beoordelingsinstrument wordt gebruikt. ‘Het register is een instrument van de beroepsgroep. Niemand heeft inzage in je portfolio, alleen de accreditatiecommissie gebruikt individuele gegevens op een geanonimiseerde manier.’