Veel jongeren met een mbo-diploma hebben moeite werk te vinden. Dit blijkt uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).
Van de jongeren die in het eerste kwartaal van dit jaar werkloos waren, wist slechts 30 procent in drie maanden een baan te vinden. Dit is het laagste percentage in tien jaar tijd. Met name mbo’ers komen moeilijk aan de slag. Dit heeft mede te maken met de sectoren waarvoor veel mbo’ers worden opgeleid: de kinderopvang, de thuiszorg en de bouw. Ook ondervinden mbo’ers veel concurrentie van hbo’ers, aldus Peter Hein van Mulligen (CBS): ‘Net als mbo’ers komen ook hbo’ers op dit moment moeilijk aan het werk. Maar zij hebben de mogelijkheid uit te wijken naar een baan op mbo-niveau.’ Ruim 20 procent van de hbo’ers blijkt een baan onder zijn niveau te hebben.
Sociale onderklasse
De vooruitzichten voor mbo’ers zijn op dit moment dus niet al te rooskleurig, zeker niet als het om de lagere niveaus gaat. Uitzondering hierop vormen de techniekopleidingen op mbo 4-niveau. Door de groeiende arbeidsmarktkrapte in de techniek zullen deze jongeren weinig problemen hebben om een baan te vinden die aansluit op hun opleiding. Mbo’ers die voor andere sectoren worden opgeleid, resteert vaak weinig anders dan van opleiding te switchen en door te leren. Mirjam Sterk, ambassadeur Aanpak Jeugdwerkloosheid, ziet deze ontwikkeling ook. ‘Lagere mbo-niveaus staan voor een grote uitdaging. Er verdwijnen altijd banen door nieuwe ontwikkelingen en er komen even zo goed nieuwe banen bij. Alleen weten we nooit welke banen dat zijn. Toch moeten werkgevers, vakbonden, het kabinet en het onderwijs met een antwoord komen. Niet iedereen kan doorstromen naar het hoger onderwijs, dus we moeten voorkomen dat er een nieuwe sociale onderklasse ontstaat van mensen die niet mee kunnen doen.’