Minister Van Engelshoven: scholen moeten minder concurreren

Om de toekomstige krimp van het aantal mbo-studenten het hoofd te bieden moeten mbo-scholen meer met elkaar gaan samenwerken en minder onderling concurreren. Als scholen dit niet op eigen initiatief doen, wil minister Van Engelshoven meer ‘landelijke regie’ voeren.

Dat schrijft minister Van Engelshoven in een nieuw ontwikkelperspectief voor het Nederlandse mbo. De minister heeft dit perspectief opgesteld naar aanleiding van twee recente rapporten: een beleidsdoorlichting van het mbo-beleid in de periode 2014-2018 en een door de Commissie Kwaliteitsafspraken opgesteld ‘Sectorbeeld’. Uit beide rapporten komt een positief beeld naar voren. De kwaliteit van het mbo-onderwijs heeft zich de afgelopen jaren duidelijk goed ontwikkeld.

Algemeen belang

Ondanks dit positieve beeld constateert minister Van Engelshoven ook nieuwe uitdagingen voor het mbo. Het gaat daarbij onder andere om de snelle veranderingen op de arbeidsmarkt. Scholen moeten daarop inspelen door meer aandacht te besteden aan brede vaardigheden als kritisch denken en samenwerken. De grootste bedreiging voor het mbo schuilt echter in de onvermijdelijke demografische krimp. Door een daling van het aantal studenten ontstaat volgens de minister vooral buiten de Randstad het risico dat in sommige regio’s geen goed onderwijsaanbod in stand gehouden kan worden. Zij pleit daarom voor meer samenwerking en minder concurrentie. Scholen moeten volgens de minister het algemeen belang boven het schoolbelang stellen. Dat gebeurt nu niet altijd in voldoende mate. Volgens de minister is het uitgangspunt dat scholen via onderlinge samenwerking tot gewenste uitkomsten komen. ‘Als dit niet of onvoldoende gebeurt, is meer landelijke regie nodig’, schrijft zij.

Ontwikkelperspectief

Het pleidooi voor meer samenwerking en minder concurrentie vormt onderdeel van een nieuw ontwikkelperspectief voor het mbo. Dit perspectief bestaat uit nog twee andere aspecten: de verankering van de mbo-school in de regio en de versterking van de ‘beroepskolom’ van vmbo, mbo en hbo. Frank van Hout, waarnemend voorzitter van de MBO Raad, ziet het belang van meer samenwerking. In het Algemeen Dagblad zegt hij: ‘We moeten met elkaar de verantwoordelijkheid nemen dat ook in dunbevolkte regio’s een goed gespreid aanbod van opleidingen blijft bestaan.’ Volgens Van Hout moeten scholen voor de toekomst scherpe keuzes maken en kijken welke studies in een regio écht nodig zijn: ’We moeten daarbij ook kijken naar wat we van studenten mogen vragen qua mobiliteit. Ze hebben allemaal een ov-kaart, maar moeten hun opleiding goed kunnen bereiken, ook als die wat verder weg is.’

Lees hier de brief van minister Van Engelshoven ‘Het Nederlandse mbo: een ontwikkelperspectief’

Lees ook: Minister voorziet geen fusiegolf in mbo