Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ziet voor zichzelf slechts een faciliterende rol bij de voortgang van het lerarenregister. Docenten moeten tijd en ruimte krijgen om de kaders voor het register nader uit te werken.
Dat blijkt uit een brief die de ministers Slob en Van Engelshoven vorige week gestuurd hebben naar de PO Raad, de VO Raad en de MBO Raad. De brief is een reactie op een eerder schrijven van de drie sectorraden.
Herstart
In de brief leggen de ministers nogmaals uit dat het lerarenregister alleen een succes kan worden als er onder docenten voldoende draagvlak bestaat. Daarom heeft minister Slob – in het kabinet verantwoordelijk voor het lerarenregister – onlangs besloten tot een ‘herstart’. De afvaardiging van de deelnemersvergadering (het registerparlement) heeft de taak om de kwaliteitskaders voor het register vast te stellen. Een tijdpad voor de vaststelling van die kaders is er niet.
Afvaardiging
In hun brief van 22 november hadden de drie sectorraden gevraagd om een gesprek met het ministerie over het register. Dat gesprek houdt het ministerie nu nadrukkelijk af. De verantwoordelijkheid voor de ontwikkeling van het register ligt immers in de ogen van OCW bij de docenten zelf. De sectorraden kunnen daarom beter zelf in gesprek gaan met de afvaardiging, die in de ogen van het minister beschouwd kan worden ‘als voorhoede van de beroepsgroep’.
Personeelsbeleid
In dat gesprek kunnen schoolbesturen in hun rol van werkgever en docenten bespreken hoe het register en het personeelsbeleid op school elkaar kunnen versterken. Een makkelijk gesprek zal dat niet worden. Bij de behandeling van het wetsvoorstel voor het lerarenregister bleek al dat werkgevers zeer kritisch waren over de wet.