Tijdens haar MBO Tour maakte minister Bussemaker eerder dit jaar uitgebreid kennis met de praktijk van het Nederlandse mbo. De inspiratie die ze met deze tour opdeed heeft ze nu uitgewerkt in een omvangrijke verbeteragenda voor het mbo. Om toekomstgericht beroepsonderwijs te realiseren, wil de minister scholen meer ruimte bieden om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren. En verrassend: de kleinschaligheid moet zoveel mogelijk in het mbo terugkeren.
Analyse
De analyse van de minister is glashelder: voor de toekomstige welvaart van Nederland is het cruciaal dat het middelbaar beroepsonderwijs erin slaagt de talenten van toekomstige vakmensen zo goed mogelijk te ontwikkelen. Aan de vakman van de toekomst worden hoge eisen gesteld: hij of zij is flexibel inzetbaar, beschikt over sociale vaardigheden en is bereid zich voortdurend te blijven ontwikkelen. De lerende economie van de toekomst draait op wendbare vakmensen en het mbo moet hen opleiden. Hoewel het mbo in Nederland via het actieplan Focus op Vakmanschap al bezig is met een stevige verbeterslag, acht minister Bussemaker verdere, aanvullende maatregelen nodig. Het is van het grootste belang dat meer talentvolle jongeren kiezen voor een opleiding in het beroepsonderwijs. Daarvoor is het nodig dat het mbo aantrekkelijker wordt gemaakt, onder andere door meer samenwerking met innovatieve bedrijven. Er is dan een mooie toekomst voor het mbo: onderwijs met uitdagende opleidingen die een uitstekend perspectief op een goede baan bieden.
Excellentieprogramma
Het mbo moet daarom volgens de minister in de toekomst meer aandacht besteden aan talentvolle studenten. Met het actieprogramma Focus op Vakmanschap werken de scholen al aan de realisatie van uitdagender onderwijs. Maar er mag van de minister nog wel een schepje bovenop. Scholen worden gevraagd extra programma’s te ontwikkelen die de beste studenten in staat stellen een hoger niveau van vakmanschap te bereiken. Studenten krijgen zo de mogelijkheid om binnen hun vakgebied door te groeien naar het hoogste niveau, het meesterschap. Het is primair aan brancheorganisaties en bedrijven om te bepalen wie voor zo’n titel in aanmerking komt. Voor het excellentieprogramma wil de minister de komende tijd jaarlijks zo’n € 25 miljoen beschikbaar stellen. Scholen krijgen zo de gelegenheid om te werken aan uitdagend onderwijs voor talentvolle studenten. Kennisuitwisseling moet een belangrijk element in het programma worden. Uiteraard kunnen scholen ook inspiratie opdoen in het buitenland, bijvoorbeeld door deelname aan vakwedstrijden (Worldskills, Euroskills).
Kleinschalig onderwijs
De minister heeft daarnaast de vurige wens de menselijke maat terug te brengen in het mbo. Kleinschalig onderwijs heeft volgens haar duidelijk positieve effecten op de onderwijskwaliteit. Het studiesucces van een student neemt toe naarmate hij zich thuis voelt op een school en deel uitmaakt van een overzichtelijke groep. Als leerlingen zich thuis voelen, zullen studievertraging en voortijdig schoolverlaten minder vaak voorkomen. Tijdens haar rondgang langs mbo-scholen maakte de minister kennis met meerdere voorbeelden van kleinschalig onderwijs binnen één groot bestuurlijk verband. Om deze kleinschaligheid verder te stimuleren, wil de minister een nieuw bestuurlijk model in het mbo introduceren: de gemeenschap van mbo-colleges. Ieder college binnen zo’n gemeenschap richt zich op een bepaalde branche of sector. Het college is herkenbaar in de regio en heeft een eigen collegedirecteur. Zo’n directeur is verantwoordelijk voor de basiskwaliteit van het primair proces, onder andere de ontwikkeling en beoordeling van onderwijsteams.
De ‘gemeenschap van mbo-colleges’ ziet de minister als een bestuurlijk model, waar scholen desgewenst gebruik van kunnen gaan maken. De positie van de mbo-collegedirecteur zal per 1 augustus 2017 in de wet verankerd worden. De collegedirecteur is nadrukkelijk bedoeld om de menselijke maat in het mbo terug te laten keren en om het onderwijskundig leiderschap binnen het mbo te versterken.