COLUMN | Een Syrische vluchteling, die enkele jaren in Nederland woont, wil graag kapper worden. Het verbaasde haar dat je dan eerst een opleiding van twee jaar moet volgen. In Syrië gaat dat veel makkelijker. Je loopt enkele maanden mee met een kapper en daarna mag je je officieel kapper noemen en kun je je eigen salon openen. In haar ogen maken we het in Nederland erg lastig.
Ik begrijp haar. Maar we kunnen het nog veel moeilijker maken in Nederland. Stel je voor dat je op latere leeftijd ontdekt dat je bijvoorbeeld docent Nederlands wil worden bij een mbo-instelling. Je moet dan een barre tocht afleggen om dat doel te bereiken. Er schijnen 324 verschillende wegen naar het docentschap te leiden. Een gemotiveerde zij-instromer moet zich eerst een weg banen door een wirwar van informatie, een keuze maken tussen verschillende onderwijsinstellingen met ieder hun eigen inschrijfprocedure en toelatingseisen, mogelijk een lerarenbeurs aanvragen, en een portfolio aanleveren.
En dat is alleen nog maar de administratieve rompslomp, want er zit ook nog een financiële kant aan het verhaal. In de eerste twee jaar van een reguliere (flexibele) deeltijdopleiding is namelijk geen betaald werk in het onderwijs mogelijk. Blijven werken in je huidige baan om je studie te bekostigen dus. Dat is uiteraard erg zwaar en maakt de overstap van een andere baan naar het onderwijs totaal onaantrekkelijk. Hoe moet je die twee jaar in opleiding fatsoenlijk rondkomen? Er zijn 324 wegen maar ze leiden allemaal naar armoede. Ik heb een enorme bewondering voor mensen die dit traject succesvol doorlopen.
Laten we twee dingen goed organiseren. In de eerste plaats een heldere en overzichtelijke procedure die voor alle aspirant-leraren gelijk is. Daarmee voorkomen we dat iemand met een relatief oud hbo-diploma die zich wilde inschrijven aan hogeschool geweigerd werd op basis van haar scriptie (die was nog gemaakt op typmachine), bij een andere hogeschool probleemloos kon instromen. Van 324 wegen naar 1 snelweg graag. Daarnaast zouden er middelen moeten komen om de eerste twee jaar van een zij-instroomtraject te overbruggen, zodat aspirant-leraren zich geheel kunnen focussen op hun studie en zich geen zorgen hoeven te maken over hun inkomen.
Het goede nieuws is dat minister Karien van Gennip van Sociale Zaken denkt aan een fonds voor mensen die willen overstappen naar een tekortberoep als dat van technici, leraren en zorgmedewerkers. Dat fonds moet de inkomensachteruitgang van de aspirant-docent teniet doen. Een uitstekend plan! Natuurlijk is de vraag: wie gaat dat betalen? Een paar ideeën: We gebruiken de werkdrukmiddelen of een deel van de kwaliteitsgelden daarvoor, we stoppen met het inhuren van docenten via uitzendbureaus (die zijn namelijk fors duurder), of we verhogen de belastingen.
Uiteindelijk hebben we geen keuze. Zonder goede docenten, geen goed onderwijs. Zonder goed onderwijs, geen goed Nederland… Ter overdenking: zouden Nederlandse kapsels beter, mooier of innovatiever zijn dan Syrische? Of zouden klanten van de Nederlandse kapper tevredener zijn dan de klanten van een kapper in Syrië? Leidt het Nederlandse opleidingssysteem tot betere kappers dan het Syrische? Het antwoord op die vragen weet ik niet. Wat ik belangrijk vind, is dat het Nederlandse mbo niet alleen opleidt voor een beroep, maar ook voor een vervolgopleiding en voor goed burgerschap. Ook worden er steeds meer algemene vaardigheden aangeleerd die voor de ontwikkeling van onze mensen noodzakelijk zijn. En daar hebben we goede docenten voor nodig!
Rob Neutelings is voorzitter van de Raad van Bestuur van Curio, het voormalige ROC West-Brabant. Lees zijn columns hier.