‘Verleng de mbo-opleiding weer naar vier jaar’

De verkorting van niveau 4-opleidingen van vier naar drie jaar is een fout geweest. De opleidingen zouden weer vier jaar moeten duren. Dat stellen drie voormalige onderwijsbestuurders, onder wie Jan van Zijl.

Ongeveer tien jaar geleden is besloten om de studieduur van mbo-4 opleidingen terug te brengen van vier naar drie jaar. Dit idee was afkomstig uit het Actieplan ‘Focus op Vakmanschap’ van staatssecretaris Marja van Bijsterveldt. De verkorting van de opleidingen zou het mbo uitdagender moeten maken. Ook zou het mbo hierdoor een aantrekkelijke route richting het hbo kunnen zijn. Het mbo zou zo meer ‘marktaandeel’ moeten krijgen, ten koste van de havo-route.

Opfrisbeurt

Tien jaar later stellen oud-onderwijsbestuurders dat de verkorting van de opleidingen een fout is geweest. Tot deze bestuurders behoort ook Jan van Zijl, ten tijde van de verkorting voorzitter van de MBO Raad. De andere auteurs van het opiniestuk zijn Frans Leijnse, voormalig voorzitter van de Vereniging Hogescholen, en Paul Rosenmöller, oud-voorzitter van de VO Raad.

Opfrisbeurt

De auteurs pleiten voor een opfrisbeurt van het beroepsonderwijs. Volgens hen gaat er in Nederland relatief te veel energie naar het hoger onderwijs. De kwaliteit van het vmbo, het havo en het mbo wordt te vaak vergeten. Minister Dijkgraaf spreekt vaak lovend over het mbo, maar dat is niet genoeg: ‘Mooie woorden over het belang van vakmanschap en beroepsonderwijs zijn terecht, maar helpen niet als de politiek niet bereid is fors extra te investeren in vmbo, havo en mbo.’

Verlenging

Als oplossing pleiten de oud-bestuurders voor verlenging van opleidingen. De vmbo-opleiding zou minimaal vijf jaar moeten duren en de havo-opleiding zes jaar. Om scholieren te blijven boeien, zou er meer aandacht moeten zijn voor praktijkleren. De mbo-opleiding (niveau 4) zou weer van drie naar vier jaar moeten gaan. Op die manier zou er meer tijd vrijkomen voor algemene vakken en persoonsvorming.

Middenschool

Tot slot pleiten de oud-bestuurders ook nog voor een gezamenlijke onderbouw in het voortgezet onderwijs. Als jongeren tot 16 jaar bij elkaar in de klas blijven, komt dat de kansengelijkheid ten goede. Dit oude idee van de ‘middenschool’ keert periodiek terug, maar lijkt in Nederland niet haalbaar. Als zo’n gezamenlijke onderbouw niet mogelijk is, zou de politiek in ieder geval moeten kiezen voor een extra investering in vmbo en havo: ‘Investeren in hoger onderwijs is prima, maar wie niet minstens zoveel investeert in vmbo, havo en mbo vergroot de kloof in de samenleving.’

Lees ook: Roep om stelselwijziging wordt luider