Yo Rens,

COLUMN | Ik weet dat je niet zit te wachten op een brief van je loopbaancoach, maar ik moet nog wat kwijt. Er staat namelijk een lege stoel tussen de examenkandidaten. Jouw stoel.

Gisteren was ik op bezoek in je huis. Er rende een jonge pup door het huis, het huis is pas verbouwd en een prachtige eettafel stond midden in de lichte leefkeuken. Aan de wand hingen foto’s van jou met je zusje, met je oma en gewoon, van jou. Jij was er niet en zal ook nooit meer aanschuiven. Je vader, moeder en je zusje missen je meer dan ooit in woorden uitgedrukt kan worden.

Anderhalf jaar geleden besloot jij dat het leven te zwaar voor je was. Je moeder belde ons om te vertellen dat je eruit was gestapt. 17 jaar jong. Onvoorstelbaar, onmogelijk en onverteerbaar. Dit kón helemaal niet! Je had nog heel lang een luie en ontwapenende puber moeten zijn. Zo één die bij binnenkomst al liet weten dat mijn les tevergeefs zou zijn, maar stiekem elke dag leerde. Je moest me nog heel vaak vragen of de klas vandaag eerder naar huis mocht en ik had me zo verschrikkelijk graag nog wat langer geërgerd aan het feit dat je weer je opdrachten niet op tijd klaar had. Resultaten doen er niet meer toe, vervagen tot onnodige stress. Alles beter dan die lege stoel.

Het afgelopen schooljaar heb ik je vaak gezien. Studenten met hetzelfde postuur, dezelfde tas of gewoon dezelfde kleur haar veranderden in jou. Dan wilde ik je bij je schouders grijpen en zeggen, nee, schreeuwen dat ik je niet begrijp; waarom heb je dit gedaan? Had je het niet nog even kunnen proberen, wachten, tot de loodzware adolescentiejaren voorbij waren? Zag je niet dat je niet alleen was? Dat al je klasgenoten worstelden met opgroeien? Heb je niet de uitgestoken handen gezien van je ouders, van mijn collega’s, van mij? We hebben zoveel gesprekken gehad, daar kon er toch nog wel ééntje bij? Eén waarin je me vertelde wat je plan was, zodat ik je kon tegenhouden. Maar jouw verhaal mocht niet verder verteld worden. We werden heen en weer geslingerd in emoties en gevoelens van falen, schuld en verbijstering. Van intens verdriet, maar vooral van spijt. Want het spijt me dat ik niet genoeg kon doen. Het spijt me dat ik niet nog meer heb gevraagd. Of ándere vragen heb gesteld. Het spijt me dat jij je zo verschrikkelijk ellendig moest voelen op de plek die wij zo zorgvuldig proberen veilig te houden. Het spijt me, gewoon, het spijt me.  

Jouw dood veranderde mij als mens en als docent. Ik ben alerter geworden, nederiger misschien ook. Want ik weet, hoe hard ik ook mijn best doe; ik kan niet in het hoofd kijken van mijn studenten. Niet weten wat ze echt denken en ik kan zeker niet iedereen redden. Ik kan het misschien wel nóg harder proberen.

Deze week is de diploma-uitreiking van jouw klas. Tijdens een vrolijke ceremonie sturen we je klasgenoten op weg naar een doorstart van hun leven. Ze zullen hun hoed in de lucht gooien en ouders zullen met een brok in hun keel de hoedjes naar beneden kijken. Ons werk zit erop, wij nemen trots afscheid van ze. En daarmee ook van jou. Zal ik je nog zien? Jouw postuur, je tas of je kapsel? Of ben je nu echt weg? Zoals je moeder vorige week zei: ‘Tot nu toe wist ik waar hij eigenlijk had moeten zijn. Bij jullie. Vanaf nu weet ik niet meer waar ik hem zou moeten zoeken.’  

Rust zacht,

Je loopbaancoach

Praten over zelfmoordpreventie kan via 113 Zelfmoordpreventie