COLUMN | Het is weer het einde van het schooljaar, voor docenten altijd een moment om terug te kijken. Ik stelde de vraag aan een eerstejaarsklas met studenten van 15 tot 27 jaar oud: ‘Wat vond je het lastigst afgelopen jaar?’ Ik had verwacht dat ze misschien over de inhoud waren gestruikeld, maar dat werd niet genoemd.
Het begon met twee studenten die in koor riepen: je bed uitkomen! Ik vraag of ze vinden dat de lessen te vroeg starten. ‘Ja, maar ze moeten ook niet te laat beginnen, want dan moeten we tot laat door.’ Ik kijk bedenkelijk en vraag wat dan wel een oplossing is. ‘Minder uren les, dit is gewoon te veel.’ Een van de twee studenten begint enthousiast zijn verhaal over zijn mening. Als er andere mensen zich mengen in het gesprek en ook hun mening kwijt willen, haakt hij af. Ik denk dat dit komt door wat hij zelf regelmatig zegt: ‘Mijn label ADHD, je doet het er maar mee’.
Een andere student vindt het ook allemaal te veel. Nu lopen ze twee dagen stage en moeten ze drie dagen naar school, 21 lesuren in totaal met 16 uur stage. In het eerste half jaar moesten ze 30 lesuren naar school. De studenten snappen dat ze lessen moeten volgen, maar dit was wel veel. Een student geeft aan dat ze hiernaast ook moet werken en stiekem weet ik dat ze ook mantelzorg verleent voor haar moeder. Een andere student valt haar bij, ook van haar weet ik dat de vele uren school veel van haar vragen als alleenstaande moeder met twee kinderen. Maar dat noemen ze niet.
Een andere student roept dat ze het stom vindt dat ze nog steeds rekenen, Nederlands en Engels krijgt. ‘Dat krijgen ze op het hbo en op de universiteit toch ook niet? Alsof wij zoveel dommer zijn.’ Ik schrik ervan dat ze dat gevoel erbij krijgt. Zelf zie ik de meerwaarde van deze vakken wel in, misschien ook omdat ik ze doceer. ‘Denk je niet dat sommige studenten wel baat hebben bij deze vakken?’ vraag ik voorzichtig. ‘Jawel’, zegt ze wat rustiger, ‘maar mensen die het wel kunnen, moeten ook eerst alles doen en maken.’ Ik weet waar ze heen wil. We hebben ons onderwijs in deze vakken zo ingericht dat de studenten die er goed in zijn ze zo snel mogelijk kunnen afronden. Maar dan heb je ook nog onderhoudsplicht. Ik zie dat een andere student er alles aan doet om mij te laten zien dat ze het gesprek niet volgt. Het is mijn invulling: maar zij vindt de lessen Nederlands wel fijn voor haar verslagen. Zij heeft dyslexie, daardoor heeft ze soms moeite om teksten te lezen en te schrijven. In gesprekken heeft ze aangegeven dat ze zich ervoor schaamt.
‘De lessen zijn gewoon te veel en te lang!’, schreeuwt een student. Als ik vraag of ze liever lessen hebben met beweging, geven ze aan dat er ook niet te veel beweging moet zijn. ‘We doen toch geen sport en bewegen.’ Ik benoem dat sommige studenten de uren voor Vitaal burgerschap (sporten naar keuze) niet eens halen, dus wat voor beweging dan wel? ‘Tijdens de lessen moeten we vaak veel zitten.’ Ik schiet in de lach. Als we pauze hebben, moet ik een deel van de klas altijd naar buiten sturen, want het liefst blijven ze zitten. Een student legt uit dat dit komt omdat je dan in de klas rustig je ding kan doen en aan het werk kan. Thuis woont ze met haar zus die psychische problemen heeft, haar broertje en haar moeder − die het opvoeden soms als zwaar ervaart.
‘Wat verwachten jullie dan van de lessen?’, vraag ik door. Meerdere studenten geven aan dat de leukste lessen, lessen zijn waarin je bezig bent of gastlessen. Maar dan moet de gastdocent wel uit de praktijk komen en daar goed over kunnen vertellen, wordt er gezegd. ‘Zijn meer gastlessen dan een welkome aanvulling?’, vraag ik. ‘Nou,’ begint een andere student, ‘ook niet te veel gastlessen, ik wil soms ook gewoon lekker aan het werk kunnen.’ Deze student doet nu haar derde studie. De eerste twee kon ze niet afmaken, ze blijft vaag over de reden. Wat ik wel weet is dat ze een lening bij Duo heeft moeten afsluiten om deze studie te kunnen starten en ze is erg gemotiveerd om deze studie af te maken.
Mijn gedachten gaan verder: studenten associëren school allemaal met problemen, terwijl dat voor sommige studenten juist komt door een ander probleem. Ook zeggen ze vaak tegenstrijdige dingen. Dan is het lastig om te bepalen waar je wat voor de student kunt doen en waar niet? Wat moet je doen als een student met een probleem van buiten niet bij jou komt?
Opeens word ik wakker geschud door een student: ‘Mevrouw, u moet ons niet altijd zo serieus nemen. We willen gewoon klagen, dat hoort bij ons zware leven’, zegt een student die tijdens het woord “zware” zijn vingers als aanhalingstekens gebruikt. Bij deze student weet ik (nog) niks over wat hem in zijn studie zou kunnen belemmeren. Als ik met een knipoog vraag of ze toch altijd graag serieus genomen willen worden, lachen er verschillende studenten. ‘Ja, we spreken onszelf soms een beetje tegen, maar dat hoort er ook bij!’ Waarbij?, vraag ik. ‘Bij studenten, vond u het leven ook niet zwaar toen u ons was?’ Ja, antwoord ik. ‘Ik vond het leven ook erg zwaar toen ik jullie was’, zeg ik. In mijn hoofd maak ik het af met: maar was mijn leven ooit echt zo zwaar als dat van jullie?