Het ministerie van Onderwijs geeft te weinig richting aan het beleid dat mbo-scholen voeren om gelijke kansen te bevorderen. Richtinggevende kaders zijn nodig om van het beleid een succes te maken.
Dat stelt de Algemene Rekenkamer in een rapport over het beleid dat mbo-scholen voeren om gelijke kansen te bevorderen. De hoofdconclusies uit het onderzoek heeft de Rekenkamer in verband met de val van het kabinet al in september naar buiten gebracht. Nu publiceert de Rekenkamer het volledige onderzoek. De belangrijkste conclusie was in september al bekend: het is niet vast te stellen of scholen het vele geld dat zij ontvangen voor het bevorderen van gelijke kansen goed besteden.
Gelijke kansen
In het rapport stelt de Rekenkamer dat het terecht is dat het ministerie van Onderwijs veel waarde hecht aan het bevorderen van gelijke kansen. Kwantitatieve analyses tonen aan dat factoren als het opleidingsniveau van ouders en migratieachtergrond een grote invloed hebben op de kansen van studenten. Zo zijn studenten met een migratieachtergrond sterk oververtegenwoordigd in de entreeopleidingen: zij maken 61 procent uit van alle studenten die een entreeopleiding volgen, terwijl ze als totale groep maar 24 procent uitmaken. En studenten met hoger opgeleide ouders stromen duidelijk vaker door naar een hoger onderwijsniveau dan studenten met lager opgeleide ouders.
Beleidsvrijheid
Het ministerie van Onderwijs stelt de laatste jaren vele honderden miljoenen beschikbaar om gelijke kansen te bevorderen. Sommige maatregelen zijn aantoonbaar succesvol, zoals de toegang tot studiefinanciering. Maar van andere maatregelen is het effect verre van duidelijk. Scholen krijgen veel vrijheid bij het kiezen van maatregelen die de gelijke kansen moeten verbeteren. Scholen besteden het geld bijvoorbeeld aan extra ondersteuning bij taal en rekenen. In hoeverre dit soort maatregelen succesvol zijn, is echter niet na te gaan.
Verschillen
Uit het onderzoek blijkt dat er grote verschillen zijn, zowel tussen scholen als binnen scholen tussen opleidingen. Op dit moment is de inzet van de individuele docent de belangrijkste factor. Om van het gelijkekansenbeleid een succes te maken zijn volgens de Rekenkamer ‘richtinggevende kaders’ nodig. Het ministerie en de scholen moeten deze kaders samen opstellen. Daarbij moet duidelijk worden wat we onder ‘gelijke kansen’ verstaan en hoe je dit kunt meten. Ook moet helder zijn wat studenten minimaal kunnen verwachten van hun school. Het bieden van richting is hoognodig, schrijft de Rekenkamer, omdat ongelijkheid in het onderwijs een structureel probleem is. Het is voor de Nederlandse samenleving als geheel belangrijk dat jongeren alles uit hun schoolcarrière halen.
Concrete daden
Minister Dijkgraaf schrijft in een reactie dat hij bewust ervoor kiest om scholen veel ruimte te geven. Dit past bij het regionale karakter van het mbo. Maar deze ruimte is volgens Dijkgraaf niet vrijblijvend. In de Werkagenda heeft hij duidelijke afspraken gemaakt met de scholen over de besteding van de middelen. Hij hoopt dan ook dat de kwaliteitsagenda’s die de scholen opstellen heldere doelen bevatten. Gezien zijn demissionaire status kan Dijkgraaf nu geen grote beleidswijzigingen doorvoeren. De Rekenkamer stelt in het rapport dan ook te verwachten dat het nieuwe kabinet de conclusies en aanbevelingen uit het rapport omzet in concrete daden.
Lees hier het rapport ‘Op weg naar gelijke kansen in het middelbaar beroepsonderwijs: wat zeggen data en praktijk’