Minister Van Engelshoven wil een afwegingskader ontwikkelen, op basis waarvan scholen kunnen bepalen wanneer digitaal onderwijs nuttig kan zijn. Docenten kunnen meepraten over de inhoud van het kader.
Dat zegde minister Ingrid van Engelshoven toe in een Kamerdebat over digitalisering in het onderwijs. In het debat uitte Peter Kwint (SP) zijn onvrede over de groei van online onderwijs, in het bijzonder in het mbo. Volgens Kwint zien mbo-bestuurders online onderwijs als onderdeel van een nieuw onderwijsconcept dat de komende jaren moet worden uitgewerkt. Docenten kregen begin van dit schooljaar van hun bestuur te horen dat zij geacht worden een bepaald percentage van de lessen online te verzorgen. Een dergelijk keurslijf is zeer onwenselijk, aldus Kwint.
Groeifonds
Minister Van Engelshoven benadrukte dat online onderwijs een belangrijke aanvulling kan zijn op fysiek onderwijs. Zij wees erop dat scholen ook al voor de pandemie druk bezig waren met ‘doorpakken op digitalisering’. In Europees verband bestaan er grote ambities om afstandsonderwijs te bevorderen. Bijna alle lidstaten van de Europese Unie gebruiken de middelen uit het herstelfonds om digitaal onderwijs te stimuleren. In Nederland hebben de onderwijskoepels bij het nationale groeifonds ook een voorstel ingediend voor investeringen in online onderwijs. Dit soort ontwikkelingen zijn volgens de minister niet meer tegen te houden: ‘Met blended onderwijs kun je kwaliteit winnen.’
Balans
Volgens de minister is het wel belangrijk om een goede balans te vinden tussen fysiek en online onderwijs. Daarom werkt ze aan een afwegingskader op basis waarvan scholen in het mbo en het hoger onderwijs kunnen bepalen wanneer online onderwijs verstandig is. Ze wil dat kader ontwikkelen samen met scholen, docenten en studenten. Met zo’n afwegingskader kunnen scholen beargumenteerd ruimte geven aan online onderwijs. ‘Laten we zorgen dat die afweging op goede inhoudelijke gronden kan plaatsvinden’, aldus de minister.
Keurslijf
Kwint (SP) is blij met de toezegging van de minister. Hij sluit zijn ogen niet voor de mogelijkheden van digitalisering: ‘Niemand zegt dat je het onderwijs moet inrichten alsof het internet niet bestaat.’ Maar hij waarschuwt wel voor overdreven enthousiasme rond digitalisering. Het afwegingskader moet bovendien geen keurslijf worden voor docenten: ‘Wij willen geen keurslijf aan docenten opleggen. Wij respecteren de autonomie van docenten.’
Lees ook: MBO Raad wil ruimte om beperkt online onderwijs te verzorgen