Onzichtbaar publiek in de klas

COLUMN | We zijn weer begonnen. Het schoolgebouw vult zich met typische post-vakantie-activiteiten. In een jaaropening blikken we met alle collega’s vooruit op een prachtig nieuw schooljaar. Overal om me heen hoor ik ‘En? Ben je er weer klaar voor?’ Het antwoord is steevast dat de vakantie ook wel wat langer had mogen duren. Eenmaal in het eigen team slaan collega’s elkaar vrolijk op de schouders. ‘Goed je te zien!’

Een dag later schuifelen er ook weer studentenvoeten door de gangen. Gelukkig, want een schoolgebouw zonder studenten is ‘lekker rustig’, maar ook gewoon niet zoals het hoort. Ik sta bij de deur van mijn klaslokaal en kijk de gang in. Twee tweedejaars studenten sjokken voorbij. Ze ogen nu al vermoeid. Zodra ze echter hun lokaal inlopen veren hun hoofden omhoog en lopen ze in de vertrouwde armen van hun klasgenoten. Met ingehouden enthousiasme (je moet wel chill blijven) zien ze hun vrienden van vorig jaar terug. ‘Goed je te zien man!’

Maar ik zie ook de bekende nerveuze gezichten van nieuwe eerstejaars, zoekend naar het juiste lokaal. Als onze nieuwe studenten ons lokaal gevonden hebben, zoeken ze een open plekje op een stoel, zover mogelijk achteraan. Straks, als de lessen echt beginnen, mag de mobiel niet meer op tafel. Nu, voordat we echt starten, mogen ze het apparaat nog even veilig in hun handen houden. Daar maken ze gretig gebruik van; ze pakken hun telefoon en buigen hun hoofd. Alleen als er een nieuwe student binnenkomt, durven ze hun ogen te draaien. Alleen hun ogen bewegen, niet hun hoofd.

Ik loop tussen ze door, geef handjes en probeer namen te onthouden. Zodra ik doorloop knikken de hoofden terug naar beneden, alsof ze teruggetrokken worden door een strak elastiek. Ze zien alleen nog hun ‘veilige’ online bubbel. Daar kijkt tenminste niemand naar je. Ik zeg veilig, want het voelt veilig voor deze jonge mensen. Door in de mobiele bubbel te kruipen, ontkomen ze nog even aan het imaginaire publiek van psycholoog Jean Piaget Niemand wil opvallen, niemand wil gezien worden. Want ze zijn er stuk voor stuk van overtuigd: ‘Iedereen kijkt naar mij en naar mij alleen.’

Als ik een presentielijstje doorneem is elke student duidelijk bang voor het moment dat zijn of haar naam genoemd gaat worden. Bang om heel even zichtbaar te zijn voor het publiek. Misschien vergis ik me, maar het lijkt elk jaar erger te worden. Dit jaar veren studenten slechts een klein beetje op zodra hun naam genoemd wordt. Ze spannen hun bilspieren even aan, of strekken hun nek een beetje uit. Geen ‘ja’, ook niet heel zachtjes. Zelfs geen hand gaat omhoog. Zo spannend, zo eng.

Mijn collega’s en ik spreken ze toe, zeggen dat ze de leukste klas ooit zijn, proberen ze gerust te stellen: ‘Wat fijn om jullie te zien’. We vechten samen tegen het onzichtbare publiek. En we zullen het heus wel weer winnen dit jaar en waarschijnlijk ben ik over een paar weken blij als ze heel even stil zijn. Maar vandaag nog even niet. Zodra het pauze is, geven de studenten weer toe aan de kracht van het elastiek en knikken de hoofden opnieuw naar beneden. Ogen strak gericht op de veilig-voelende online bubbel. Want daar kijkt niemand naar je?