‘Prestatieafspraken leidden tot kwaliteitsverbetering’

De prestatieafspraken in het hoger onderwijs hebben geleid tot een ‘daadwerkelijke kwaliteitsverbetering’ in het hoger onderwijs. Volgens de Reviewcommissie Hoger Onderwijs en Onderzoek is dit ‘een cruciale opbrengst van de prestatieafspraken’.

De in 2012 gesloten prestatieafspraken tussen de Rijksoverheid en de hogescholen en universiteiten hadden als belangrijke doelstelling het verbeteren van de onderwijskwaliteit en het verhogen van het studiesucces. Volgens de Reviewcommissie Hoger Onderwijs en Onderzoek hebben de prestatieafspraken in termen van kwaliteit, studiesucces, doelmatigheid en profilering van het Nederlandse hoger onderwijs positieve resultaten opgeleverd. ‘De hogeronderwijsinstellingen zijn met grote sprongen vooruitgegaan. We zijn daar zeer aangenaam door verrast’, stelt commissievoorzitter Van Vught.

Indicatoren
Om de kwaliteit van onderwijs en het studiesucces te meten konden hogescholen en universiteiten zelf indicatoren vaststellen. Bij het meten van studiesucces (het behalen van diploma’s) gaat het om indicatoren als uitval, switch en diplomarendement. Bij onderwijskwaliteit is vooral gekozen voor indicatoren als studenttevredenheid en deelname aan excellentietrajecten.

Tevredenheid
Veel hogescholen hebben ingezet op het verhogen van de ‘studenttevredenheid’. Volgens metingen van de Nationale Studenten Enquête hebben op één na alle hogescholen de door hen nagestreefde verbetering gerealiseerd. Andere hogescholen hadden ambities geformuleerd ten aanzien van de deelname van studenten aan excellentietrajecten. Ook deze groep hogescholen behaalde de gestelde doelen en zag de deelname aan honoursprogramma’s groeien van 2% naar gemiddeld bijna 6%.

Intensivering
Ook de norm voor onderwijsintensiteit is door de meeste scholen behaald: vrijwel alle voltijd bacheloropleiding in het Nederlandse hoger onderwijs hebben in het eerste studiejaar gemiddeld twaalf of meer contacturen per week. Bovendien is het aantal docenten met een mastergraad gestegen, in het hbo van 61% naar ruim 70%. Bij de hogescholen is de overhead afgenomen en gaat relatief meer geld naar onderwijzend en onderzoekend personeel.

Rendement
Op het punt van rendement hebben de hogescholen hun ambities niet kunnen waarmaken. Het aandeel studenten dat binnen vijf jaar het bachelor-diploma haalt is gedaald van 70% naar 67%. Bij zes hogescholen is de commissie tot een negatief advies gekomen over het aspect studiesucces. Volgens de Vereniging Hogescholen speelt bij dit lagere rendement een belangrijke rol de spanning tussen toegankelijkheid en kwaliteit: ‘Een grote toegankelijkheid impliceert onvermijdelijk een zekere mate van uitval.’ Volgens het rapport benadrukken veel hogescholen het nadelige effect van de verkorte mbo-opleidingen op het niveau van de instroom in het hbo.

Oordelen
De oordelen van de Reviewcommissie Hoger Onderwijs zijn gebaseerd op rapportages die de instellingen zelf hebben aangeleverd. De commissie benadrukt dat er ‘geen mechanische toets’ is gehanteerd. Er is nadrukkelijk aandacht besteed aan ‘het verhaal achter de cijfers’. Scholen die de prestatieafspraken niet zijn nagekomen kunnen veel geld mislopen. Thom de Graaf, voorzitter van de Vereniging Hogescholen, is hier niet blij mee: ‘Het is onterecht als enkele hogescholen door een negatief oordeel op één aspect, namelijk het studierendement, financieel zouden worden gestraft. Zij hebben zich immers tot het maximum ingespannen en hebben bovendien gedaan wat de minister zelf heeft gezegd: kwaliteit gaat boven studierendement. Daar willen wij met de minister dus over praten.’

Lees ook: Meerdere commissie evalueren prestatieafspraken hbo