Binnen het mbo is het percentage tijdelijke contracten de afgelopen tien jaar gestegen van zo’n tien procent naar negentien procent. Daarmee is het mbo ‘koploper’.
Dat blijkt uit napluiswerk van het Onderwijsblad, het ledenmagazine van de AOb. De cijfers zijn gebaseerd op openbare gegevens van DUO. In 2010 lag het aandeel tijdelijk contracten in het mbo op ongeveer tien procent. Twee jaar geleden ging het om ruim vijftien procent. En volgens de meest recente cijfers, die van 1 oktober 2021, is het percentage inmiddels gestegen tot negentien procent.
Koploper
Ook in het primair en voortgezet onderwijs is het aandeel tijdelijke contracten de laatste tien jaar gestegen. In 2012 was het voortgezet onderwijs met een percentage van 13,5 procent nog koploper. In het vo is het percentage de laatste jaren gestegen tot 17,4 procent. Bij het primair onderwijs is er sprake van een stijging van vijf naar elf procent. Al met al is het mbo met negentien procent op dit moment kampioen tijdelijke contracten.
Pensioengolf
Als verklaring wijzen mbo-scholen op de pensioengolf die deze jaren gaande is. Nieuwe collega’s die afzwaaiende docenten opvolgen krijgen vaak het eerste jaar een tijdelijke aanstelling. Wat ook meespeelt is het tijdelijke geld dat scholen krijgen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het Nationaal Programma Onderwijs, het steunpakket waarmee scholen de coronaschade kunnen repareren. Daarnaast zien veel scholen de jaarlijkse kwaliteitsgelden als tijdelijke middelen. Een factor die ook kan meespelen is de voorspelde krimp van het aantal mbo-studenten. In sommige regio’s wordt een krimp van zo’n 25 procent voorspeld.
Groene scholen
Binnen het mbo springt de groene sector er uit. Hier heeft ongeveer een kwart van het onderwijzend personeel een tijdelijke aanstelling. Bij het Clusius College gaat het zelfs om bijna 28 procent. Bestuurder Gerard Oud heeft hier niet echt een verklaring voor: ‘We sturen er echt niet op om zoveel mogelijk tijdelijkheid te hebben. Zeker gezien de krapte op de arbeidsmarkt. Het is al een hele tour de force om de formatie rond te krijgen. We moeten natuurlijk wel enige flexibiliteit hebben met tijdelijke aanstellingen, maar veel meer dan het landelijke gemiddelde is eigenlijk niet nodig.’
Lees hier meer over het onderzoek van de AOb