‘We moeten blijven uitdragen hoe goed we het doen als mbo’

Onlangs zwaaide Marjolein Held na ruim 10 jaar af als voorzitter van de BVMBO, de beroepsvereniging van opleiders in het mbo. Samen met MBO-today blikt ze terug en kijkt ze vooruit. ‘Veel veranderingen in het onderwijs worden nog steeds van bovenaf in gang gezet, dat zou ik willen omkeren. Wij zijn als docenten en opleiders een cruciale onderwijsschakel, maar we hebben die positie niet als het gaat om het onderwijs’.

Even terug naar 2011, waarom werd de BVMBO opgericht? Wat waren de doelen?
‘Het begon in 2010 met een enquête als reactie op het actieplan “Leerkracht”, met een vaag omschreven vervolgscenario. Na een aantal bijeenkomsten op meerdere scholen kwam uiteindelijk het oprichten van een beroepsvereniging uit de bus. In maart 2011 werd die werkelijkheid. Vakbonden waren er al en in het vo had je vakverenigingen, maar in het mbo werd een beroepsvereniging gemist. Er was behoefte aan een ander gesprek over het vak en meer verbinding met vakgenoten. Nu heeft de BVMBO de community MBO Connect ontwikkeld, maar tien geleden waren de digitale mogelijkheden voor docenten kleiner.’

Welke organisatie laat je achter?
‘Een organisatie met een sterk fundament waarin alles aanwezig is om verder tot bloei te komen. Er is een netwerk van ambassadeurs, actieve leden en een platform Beroepskwaliteit dat zich richt op het opleiden en professionaliseren van het vak. Dat platform staat te poppelen om aan de slag te gaan met een beroepsstandaard. Wat is een goede docent en welke eisen mag je aan elkaar stellen?  Ook geeft MBO Connect ons nu de mogelijkheid om de professionele dialoog te voeren in de beroepsgroep. Maar er blijven ook zorgen; onze financiële middelen zijn beperkt, we drijven sterk op de inzet van een beperkt aantal mensen.

Waar ben je het meest trots op?
‘Het beroepsbeeld mbo-docent (ontwikkeld onder regie van de BVMBO en de MBO Raad, red.). Een product dat breed wordt gedragen en gebruikt in de sector.’

Wat is (nog) niet gelukt?
‘Het algemeen besef binnen de beroepsgroep dat we als docenten en instructeurs gezamenlijk regie moeten nemen over de kwaliteit van ons eigen vak en dat je je daarvoor moet verenigen. We hebben het allemaal druk, mensen zijn binnen teams bezig om onderwijs te ontwikkelen, maar ze kijken niet altijd naar buiten. Als je docenten vraagt waar ze behoefte aan hebben, gaat het vooral om het leggen van verbindingen en het leren van en met elkaar. Het heeft ook met de tijdgeest te maken. Mensen zijn minder actief binnen verenigingen zoals omroepen en politieke partijen. Tegelijkertijd is het ook maar net hoe je kijkt naar de vereniging. Wij zijn een netwerk van opleiders en geen instituut. Het mbo is enorm divers. Volgens mij gaat het om eenheid in verscheidenheid.’

Hoe heb je het mbo zien veranderen de afgelopen tien jaar?
‘We trekken veel meer samen op met het bedrijfsleven. Ook het vak is anders, corona heeft die ontwikkeling versneld. De rol van docenten is veranderd, van de leraar die vertelt hoe het zit, naar een studiebegeleider als coach voor studenten. “Klassieke docenten” lijken soms wel te hebben afgedaan, maar ik denk dat ze nodig blijven. Misschien niet meer in een vast lesrooster of in een leslokaal op school maar het overdragen van basiskennis blijft onderdeel van het lesprogramma. Studenten willen elkaar als groep ook fysiek blijven ontmoeten en kennis uitwisselen onder begeleiding van een docent die ook aandacht heeft voor groepsprocessen. We kunnen heel veel op afstand, maar vooral jonge studenten hunkeren naar het contact met anderen, óók met docenten.’

Hoe zie je de toekomst van het mbo?
‘Ik heb gezien dat er steeds meer “smaakjes” binnen het mbo komen, die ontwikkeling zal doorzetten. Scholen maken uiteenlopende keuzes en die diversiteit vind ik goed. Het zou mooi zijn als teams keuzes over het onderwijs zoveel mogelijk zelf mogen maken. Het mbo kan die variatie aan. Het is een flexibele sector met veel innovatiekracht. Ik vind wel dat we als sector meer voor onszelf moeten opkomen. Veel aandacht gaat naar po en vo aan de ene kant en hbo/wo aan de andere kant. Het mbo valt soms tussen wal en schip. We lijken sterk op het hbo, maar krijgen vaak dezelfde behandeling als het vo. Als je bijvoorbeeld naar de bekwaamheidseisen voor docenten kijkt, zijn dat dezelfde als in het vo. Dat beperkt mogelijkheden. Ik zie ook een hele trotse sector. We moeten blijven uitdragen hoe goed we het doen als mbo. We waarderen praktisch opgeleide mensen en beroepen nog steeds te weinig in ons land.’

Wat zou je meteen doen als jij minister van Onderwijs was?
‘Ik zou een Chief Teacher Officer binnen het ministerie initiëren. In de zorg bestaat de rol van Chief Nursing Officer al. Zij adviseert gevraagd en ongevraagd over de positie van verpleegkundigen en verzorgenden. Op dit moment kampt het onderwijs met flinke problemen zoals het lerarentekort, werkdruk en kansenongelijkheid. In onze sector hebben we hier misschien wat minder last van maar we merken wel de gevolgen voor onze studenten. Een andere aanpak met een sterke onafhankelijke stem vanuit de beroepsgroep zou een positieve bijdrage kunnen leveren aan de hiervoor noodzakelijke veranderingen in het onderwijs. Wij zijn als opleiders een cruciale schakel, maar we hebben die positie niet als het gaat om het onderwijs. Ik zie goede ontwikkelingen, maar de minister zou daar sterker op mogen anticiperen.’

Anders nog iets?
‘Ik wil graag nog kwijt dat ik het netwerk van docenten en al die contacten die ik door de jaren had, ga missen. Ik neem namelijk ook afscheid van mijn vak als docent Verpleegkunde, wat dat betreft is dit een keerpunt in mijn leven. In mijn toekomstige functie ga ik zorgen dat docenten de onderwijskennis die er is beter (kunnen) benutten. Het contact dat ik met mijn collega docenten had, wordt daardoor anders. Daarnaast ga ik de studenten ook heel erg missen. De omgang met jonge mensen is heel inspirerend: die houdt je jong.’

Vanaf 1 september gaat Marjolein Held aan de slag bij het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek.

Lees ook: Beroepsbeeld mbo-docent door bvmbo gelanceerd