Werkdruk op mbo-scholen neemt een kleine beetje af

Het aantal medewerkers van mbo-scholen dat de werkdruk te hoog of veel te hoog vindt is in 2019 (pre-corona) iets afgenomen. Toch spreekt nog steeds ruim veertig procent van de ondervraagden over een te hoge werkdruk.

Dat blijkt uit de eerste uitkomsten van het vierde werknemerstevredenheidsonderzoek in het mbo. Dit onderzoek wordt sinds 2012 om de twee jaar plaats uitgevoerd door bureau Effectory. Het aantal medewerkers dat de werkdruk te hoog of veel te hoog vindt, is sinds de eerste meting in 2012 afgenomen van zo’n 48 procent naar ongeveer 41,5 procent. Het aantal medewerkers dat de werkdruk als ‘goed’ ervaart is in dezelfde periode gestegen van ruim 50% naar bijna 57%. Volgens Johan Spronk van ROC Midden Nederland is dat ‘een hele positieve ontwikkeling’.

Bevlogen

Ook de motivatie van de medewerkers op de mbo-scholen lijkt toe te nemen. Het aantal medewerkers dat valt in de categorie ‘betrokken en bevlogen’ neemt volgens het onderzoek verder toe. Op dit moment valt zo’n 43 procent van de medewerkers in deze categorie, terwijl dit bij het begin van de meting slechts om 28,5 procent ging. Sinds 2012 is er sprake van een voortdurende stijging. In dezelfde periode nam het aantal medewerkers in de categorie ‘niet betrokken en bevlogen’ af van zo’n 26 procent naar 16 procent.

Meer docenten

Uit de jaarlijkse benchmark van de MBO Raad blijkt dat het aantal docenten in het mbo in 2019 verder is gegroeid. In absolute getallen is het aantal docenten (onderwijzend en direct ondersteunend personeel) met ruim 600 fte toegenomen. Het aantal in het mbo werkzame docenten steeg (in fte) van zo’n  34.500 in 2018 tot meer dan 35.000 in 2019. Mede hierdoor heeft ook de docent-student ratio zich positief ontwikkeld. Gemiddeld is er nu per 14,5 student één fulltime docent, in 2018 ging het nog om gemiddeld 14,8 student.

Studiesucces

Een minder positief resultaat behalen de mbo-scholen bij het studiesucces. Het aantal studenten dat zonder diploma de mbo-school verlaat vertoont al langere tijd een lichte stijging. In 2019 ging het om 29,5 procent van de studenten. Volgens Johan Spronk is deze stijging ‘een grote zorg’ voor de mbo-scholen. Te meer daar niet helemaal duidelijk is wat de oorzaken van deze stijging zijn. Spronk sprak bij de presentatie van de benchmark in de Tweede Kamer over ‘een groot vraagteken’. Nader onderzoek moet hier meer duidelijkheid over brengen.

Sectorresultaat

Uit de benchmark blijkt dat de mbo-sector zich in 2019 op financieel gebied positief heeft ontwikkeld. De scholen ontvingen gezamenlijk meer geld dan ze uitgaven. In 2019 ging het om een ‘sectorresultaat’ van zo’n 45 miljoen euro. Een jaar eerder ging het zelfs om een totaalbedrag van ongeveer 90 miljoen euro. Toch waren er in 2019 17 scholen met een negatief rendement. Het aantal scholen dat voor het tweede jaar op rij verlies leed, is echter beperkt. Dit waren in 2019 maar drie scholen. Volgens Oege de Jong van mboRijnland tonen deze cijfers aan dat financiële ongelukken, zoals in het recente verleden bij het voormalige ROC Leiden, ‘ver weg’ zijn.

Zwaar weer

Financieel staat de mbo-sector er dus goed voor, zo blijkt uit de financiële benchmark. En dat is belangrijk, omdat er zwaar weer op komst is. Het aantal mbo-studenten daalt de komende jaren met tienduizenden. Omdat scholen het grootste deel van de beschikbare middelen inzetten voor personeel en huisvesting, kunnen zij niet van de ene op de andere dag hun begroting aanpassen. Door de gezonde financiële situatie, zullen de scholen in staat moeten zijn de daling van het aantal studenten op te vangen.

Lees hier de vijftiende benchmark mbo over het boekjaar 2015

Lees ook: Aantal mbo-docenten stijgt verder door