‘Het leven is niet bedoeld om taken af te vinken’

Examens, toetsen, praktijkverslagen. Mbo-opleidingen vragen resultaten van studenten, maar burgerschapsonderwijs leent zich niet goed voor toetsing. Hoe kun je nagaan of opleidingen er voortgang in boeken? Coördinator van de werkplaats onderwijsonderzoek rondom burgerschap Daan van Riet: ‘Het leven is niet bedoeld om taken af te vinken.’

door Hans Zijlstra

Burgerschapsonderwijs is onderdeel van de drievoudige kwalificatie van het mbo. Het mbo leidt op voor een beroep, voor een vervolgopleiding en voor burgerschap. Bij de derde kwalificatie-eis zitten scholen soms echt met de handen in het haar. Burgerschap gaat overal over, zo lijkt het. Hoe organiseer je dan je onderwijs? Het ministerie onderkende het probleem en startte de burgerschapsagenda 2017-2021 om het onderwijs een impuls te geven. Er was onderzoek nodig naar de gemeenschappelijke uitgangspunten voor burgerschapsonderwijs. Het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek gaf subsidie voor een meerjarig onderzoek waarin mbo, hbo en wo de handen ineensloegen. In 2018 ging de werkplaats onderwijsonderzoek ‘Democratisering van kritisch denken’ van start. Onlangs is bekend geworden dat de werkplaats wordt verlengd tot en met 2022.

Deelname aan de maatschappij

Kritisch denken is een democratisch recht voor iedereen, stelt de website van de werkplaats. Doel van de werkplaats is om beroepsvoorbereiding, burgerschap en persoonlijke ontwikkeling te integreren. Ontwikkeling van kritisch denkvermogen is daarvoor essentieel. Hoe leer je studenten nadenken over hun beroep en hun rol in de maatschappij? Halverwege de uitvoering van de burgerschapsagenda lichtte minister Van Engelshoven de Tweede Kamer in over de voortgang. ‘Burgerschapsonderwijs is van essentieel belang omdat het studenten voorbereidt op hun deelname aan de maatschappij,’ stelde ze onomwonden. In het vervolg van haar brief van 16 december 2019 noemde ze begrippen als samenleven, respect, de rechtsstaat, democratie en vrijheid. In één adem gaf ze aan dat scholen verschillend invulling gaven aan burgerschapsonderwijs.

Dialoog over waarden

Daan van Riet, coördinator van de werkplaats en verbonden aan ROC Midden Nederland als docent en hoofd van het Expertisecentrum Kritisch Denken: ‘Wat ons betreft mag die diversiteit er zijn.’ Beroepen in de Rotterdamse haven verschillen nu eenmaal van banen in andere regio’s, waardoor ook het burgerschapsonderwijs er anders uitziet. Wat is het algemene beeld? ‘In de klas gaat er veel goed.’ Docenten bespreken films en boeken met hun studenten, bezoeken tentoonstellingen, discussiëren over maatschappelijke ontwikkelingen. ‘Maar er zijn veel meer gesprekken tussen docenten onderling nodig. Als er geen dialoog wordt gevoerd over gemeenschappelijke waarden, kun je wel ophouden.’ Onderzoekers van de werkplaats merkten dat het lastig is om dergelijke gesprekken op gang te brengen. ‘Dat heeft ook te maken met het beleid, dat vooral gericht is op controle en borging.’ Bovendien hebben lang niet alle scholen een duidelijke visie op deze vorm van onderwijs, wat het voor docenten extra moeilijk maakt om er invulling aan te geven.

Beroepsethiek

Wat houdt scholen tegen? Daan van Riet: ‘ROC’s zijn terughoudend in het uitspreken van hun visie op burgerschapsonderwijs.’ Vreemd is dat niet, want ze zijn er tenslotte voor iedereen. Iedere mening mag er zijn. ‘Maar dat is natuurlijk niet waar kritisch denken over gaat.’ Burgerschap kun je op veel manieren begrijpen, maar je moet je visie wel expliciet maken. ‘Er is een visie nodig op de complexiteit én de alledaagsheid van burgerschap. Het begint al met hoe je de studenten welkom heet.’ Het is volgens hem belangrijk dat scholen boven de wetgeving uit durven stijgen. ‘Het is niet genoeg om je alleen aan de wet te houden. Het is van belang om burgerschap goed te integreren in de rest van het onderwijs. Kritisch denken is een opstapje naar de onderwerpen waarover het moet gaan.’ Als voorbeeld noemt hij het onderwerp beroepsethiek. Mbo-studenten denken steeds vaker mee over de uitvoering van hun werk en over verbeteringen van de beroepspraktijk. Op grond van welke overwegingen neem je als verpleegkundige een beslissing? ‘Je bent ook altijd bezig met politieke en maatschappelijke vraagstukken, want dat zit per definitie in je beroep.’

Het goede leven

Klinkt politiek nog wat abstract, vragen over het beroep kunnen heel concreet zijn. Daan van Riet: ‘Wat betekent het om een goede professional te zijn? En wat is daarvoor nodig?’ Zelf gaat hij liever nog een stapje verder: ‘Wat betekent het om een goed mens te zijn?’ En, bijna filosofisch, ‘wat betekent het nou om het goede leven te leiden?’ Niet direct vragen voor in de klas op maandagochtend. Toch is hij van mening dat ze een prima uitgangspunt zijn voor een gesprek. Waarom zouden mbo-studenten niet over dat soort vragen kunnen nadenken? ‘Ook met niveau 1 studenten kun je het hebben over wat zij belangrijk vinden in het leven.’ Het is niet genoeg om trucs uit communicatie en marketing toe te leren passen. ‘We kunnen het beter hebben over de deugden die je moet ontwikkelen om goed met elkaar te kunnen communiceren.’ Contact met de beroepspraktijk is bij dat soort diepgaande gesprekken onontbeerlijk. ‘Wij leiden op voor beroepen die een bepaalde verantwoordelijkheid met zich meebrengen. Je moet het daarom met studenten hebben over de maatschappelijke impact van hun beroep. Wat betekent het om winst te maken? De praktijk is superbelangrijk.’

Panel van deskundigen

Hoort daar dan toch niet een vorm van toetsing bij? Hoe hou je anders bij of studenten verder komen? Daan van Riet: ‘De wetgever legt zelf de nadruk op het belang van individuele ontplooiing. Volgens mij bereik je dat niet door alles te toetsen.’ Tijdens de coronacrisis valt hem juist op dat veel van zijn studenten minder stress ervaren. ‘Je hoort sommigen echt verzuchten dat ze tot rust komen, dat ze over het leven nadenken.’ Hoe naar de crisis ook is, die reactie van zijn studenten stemt hem hoopvol. Tegelijk is er volgens hem daarom flink werk aan de winkel: ‘Het leven is niet bedoeld om stress te hebben, om te rapporteren en taken af te vinken, maar dat is wel waar we voor opleiden.’ Toch zou het naïef zijn om te denken dat je helemaal zonder een vorm van toetsing kan. ‘Ook het burgerschapsonderwijs moet je ergens vastleggen, omdat dat nou eenmaal de manier is waarop onze samenleving werkt.’ Als het ministerie maar niet gaat voorschrijven hoe het onderwijs eruit zou moeten zien. ‘Je kunt ROC’s verplichten om inhoudelijk met burgerschap aan de slag te gaan, om een visie neer te leggen. Het ministerie zou een panel van hoogleraren, docenten en practoren kunnen samenstellen die het gesprek aangaan met de scholen.’ Niet over de procedures, benadrukt hij, maar over de inhoud. Vanuit die gedachte gaat ook het CITO vanaf september meedenken over verbetering van het burgerschapsonderwijs. Geen taken om af te vinken, maar een gesprek over de inhoud. Daarmee kan het burgerschapsonderwijs op de scholen vorm krijgen. Met voldoende ruimte voor de scholen en toch een herkenbaar resultaat. Vervolgonderzoek moet ervoor zorgen dat docenten meer handvatten krijgen voor hun lessen in de klas, zodat ze met collega’s en studenten het gesprek kunnen aangaan. Over de betekenis van hun beroep én over het goede leven.

Meer artikelen van Hans Zijlstra op www.hanszijlstra.com

Lees ook: Mensenrechten: nog te weinig aandacht op mbo