In vergelijking met andere Europese landen krijgen veel Nederlandse mbo-studenten geen vergoeding voor hun stage. Dat blijkt uit de nieuwe OESO-vergelijking van nationale onderwijsstelsels.
De nieuwste editie van ‘Education at a Glance’ besteedt extra aandacht aan het beroepsonderwijs. In dit jaarlijkse rapport analyseert de OESO, een samenwerkingsverband van 38 ontwikkelde landen, de kenmerken van de diverse onderwijssystemen. In de editie 2023 kijken de onderzoekers speciaal naar het mbo. Kenmerkend voor het Nederlands mbo is de grote rol van de beroepspraktijkvorming. Zo’n zeventig procent van de Nederlandse mbo-studenten heeft tijdens de studie een stage van zeven maanden of meer. Nederland lijkt in dit opzicht op landen als Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland, waar de percentages soms zelfs nog hoger liggen. Zo heeft in Zwitserland zo’n 95 procent van de mbo-studenten een langdurige stage. In andere landen liggen die percentages veel lager, zoals in België (drie procent), Zweden (zes procent) of Spanje (één procent).
Beloning
Uit het vergelijkend onderzoek blijkt ook dat een relatief hoog percentage van de Nederlandse mbo-studenten geen stagevergoeding krijgt. Met zestien procent voert Nederland zelfs de ranglijst aan, samen met Finland, waar ook zestien procent van de studenten met een langdurige stage geen vergoeding krijgt. In Zwitserland komt dat maar in één procent van de gevallen voor. Minister Dijkgraaf pleit al langer voor een verplichte vergoeding voor mbo-studenten die stage lopen. In het Stagepact is afgesproken dat werkgevers een ‘passende’ stagevergoeding geven aan studenten. Volgens minister Dijkgraaf zou het moeten gaan om een bedrag van 750 euro per maand.
Niet verbaasd
Miray Özügüzel van studentenorganisatie JOB is niet verbaasd over de cijfers. In dagblad Trouw zegt ze: ‘We weten dat een grote groep studenten weinig tot niets betaald krijgt. Een substantiële stagevergoeding is bij ons de uitzondering, niet de regel.’ In Trouw wordt ook het voorbeeld van Transavia genoemd. Deze vliegtuigmaatschappij is beboet door de Arbeidsinspectie omdat ze zestig mbo-stagiairs inzette als volwaardig cabinepersoneel, zonder een salaris te betalen.
Trots
Het OESO-rapport bevat nog enkele andere interessante uitkomsten. Zo besteedt Nederland een relatief groot deel van het bbp aan onderwijs: 5,4 procent tegen een OESO-gemiddelde van 5,1 procent. Ook volgen in Nederland relatief veel jongvolwassenen onderwijs: 71% tegen een gemiddelde van 55% voor alle OESO-landen. Nederlandse gediplomeerden krijgen makkelijk werk: 94 procent van de mbo-afgestudeerden tussen de 25 en 29 jaar heeft een baan. Dat is het hoogste percentage van de hele OESO. ‘Daar zijn wij trots op’, zo schrijven de ministers Dijkgraaf en Paul in een brief aan de Tweede Kamer. In de brief schrijven zij ook dat het een uitdaging blijft om studenten nog meer te interesseren voor een opleiding binnen tekortsectoren als de techniek.
Lees hier de nieuwste editie van Education at a Glance