Jongeren uit gezinnen met een hoger inkomen stromen vaker door van het mbo naar het hbo en behalen ook vaker een diploma. Dat blijkt uit onderzoek van het CBS.
Is het hoger onderwijs minder toegankelijk voor mbo’ers uit gezinnen met een lager inkomen? Die vraag staat centraal in een onderzoek dat het CBS uitvoerde in opdracht van het ministerie van Onderwijs. Het CBS heeft in het onderzoek gekeken naar de invloed van het huishoudensinkomen op de instroom en het studiesucces in het hoger onderwijs van mbo 4-gediplomeerden.
Studiesucces
De conclusie van het CBS is dat er inderdaad sprake is van een invloed van het huishoudinkomen. Van alle jongeren met een mbo 4-diploma stroomt ongeveer 43% door naar het hbo. Jongeren uit de hogere inkomensgroepen stromen iets vaker (8 procentpunt) door dan jongeren uit gezinnen met een middeninkomen. Jongeren uit de laagste inkomensgroepen stromen echter ongeveer evenveel door als jongeren uit de hoogste inkomensgroepen. Ten aanzien van het studiesucces scoren jongeren uit de hoogste inkomensgroepen duidelijk beter. Bij de hoogste inkomensgroepen behaalt ongeveer 60% van de doorstromers in vijf jaar een hbo-diploma, bij de laagste inkomensgroepen is dat slechts zo’n 35%.
Herkomst
Het CBS heeft ook gekeken of er nog andere factoren behalve huishoudinkomen een rol spelen. Dat blijkt het geval te zijn. Jongeren van wie de ouders een hoog onderwijsniveau hebben, stromen bijvoorbeeld vaker door naar het hbo. Bij studiesucces blijkt vooral de herkomst van de jongeren van belang. Jongeren met een migrantenachtergrond halen minder vaak een diploma. De conclusie van het CBS is dat factoren als inkomen, herkomst en opleidingsniveau een duidelijke rol spelen bij de doorstroom van mbo naar hbo. Andere factoren, zoals intelligentie en motivatie, hebben ook invloed maar zijn niet meegenomen in het onderzoek.