De werkgevers in het onderwijs zijn kritisch over het wetsvoorstel lerarenregister. Volgens de sectorraden is het voorstel eenzijdig gericht op een versterking van de positie van leraren. Zij adviseren de Tweede Kamer het voorstel niet aan te nemen.
Volgens de brief van de sectorraden kan het register een toegevoegde waarde hebben als er sprake is van een koppeling met het personeelsbeleid. In het wetsvoorstel wordt nu echter gesproken over een ‘zoveel mogelijk zelfregulerende beroepsgroep’. De gedachte is dat leraren zelf bepalen aan welke standaarden een leraar moet voldoen. De werkgevers pleiten ervoor dat deze standaarden ‘in samenspraak met de scholen en sectororganisaties’ worden vastgesteld. Nu is het wetsvoorstel eenzijdig gericht op een versterking van de positie van leraren.
Kosten
De kritiek van de drie sectorraden, naast de MBO Raad de PO Raad en de VO Raad, richt zich verder op de onduidelijkheid over de arbeidsrechtelijke en financiële consequenties van het wetsvoorstel. Zo is niet duidelijk wie de kosten gaat dragen voor de nascholing die leraren moeten volgen voor hun herregistratie. Ook noemen de onderwijswerkgevers het register ‘een bureaucratisch beheers- en controle-instrument’.
Routekaart
Gisteren publiceerde het ministerie van Onderwijs een routekaart voor de invoering van het lerarenregister. In de eerste fase, tot 2018, worden alle leraren opgenomen in het register. Als leraren dit niet zelf doen, doet de school dit voor hen. In de tweede fase, tussen 2018 en 2022, moeten leraren herregistratieactiviteiten verrichten. Wie in 2022 niet voldoende activiteiten heeft verricht, hoeft nog niet te vrezen. Pas na de derde fase, tussen 2022 en 2026, volgen consequenties. Wie dan nog niet aan zijn herregistratieverplichtingen heeft voldaan, mag niet meer zelfstandig voor de klas staan.
Lees hier de reactie van de Onderwijscoöperatie op de brief van de sectorraden. Woensdag 5 oktober behandelt de Tweede Kamer het wetsvoorstel.
Lees ook: Dossier Lerarenregister